zaken: het behalen van eer en het voorzien in bun onderhoud. (Huygens doelt hier op de huursoldaten, die hij vijfstuyvers-blinden 's daeghs noemt).
Blz. 223 r. 6 v.b.
Als de spruyt het water over bloemen
Webben beteekent hier weefsels, linnen, dat gebleekt wordt en te dien behoeve met water begoten.
Vergel. Cost. Mal. v. 139: nieuwe Wormenwebb; en ibid. v. 365: Waer' 't onze webben, enz.
Dat hier niet aan spinnewebben gedacht kan worden, hoop ik in het hierboven aangekondigde werk nader aan te toonen.
Blz. 223 r. 13 v.b.
Ja, maer van achteren maekt yet den stouten krijger
Yet, iets, heeft tot verklarende appositie: De(n) honger en de eer. Dit zijn de drijfveeren, welke den krijger stout maken. Vergel. boven: Eer en onderhoud.
Blz. 223 r. 13 v.b.
in d' eere wil yet blaecken,
Dat schijn heeft van een man recht tot een man te maecken.
In de eer schittert iets, dat den schijn heeft van iemand eerst recht tot een man te maken. Waarom dat echter slechts een schijn is, wordt in de onmiddellijk volgende regels verklaard.
Blz. 224 r. 7 v.o. en vlgg.
Zij wijken onbesuisd, en die zich het spoedigste omkeert, den vijand de hielen laat zien en zorgt, dat hij den wind van achteren krijgt, (het gevaar den rug toekeert) meent dat hij scherper in den wind zou zien (een meer voorzichtigen maatregel neemt), dan zij, die aan het onweêr het hoofd bieden; zij (die aldus te werk gaan) zien niet in, dat de man, die zijnen vijand moedig tegentreedt, hetzelfde vermag als deze, en hij dezen kan overwinnen en verslaan; dat men bij het op de vlucht gaan - wij zullen eens niet van schande of eer spreken - alle hoop op overwinning laat varen; eindelijk, dat een man, die vlucht, zijn lijf prijs