Nog eens ‘Zegens zegens.’
Kon ik me met het antwoord van den Hr. Schrikkema (N. en Z. VIII, 93) niet vereenigen, ook met de verklaring van den Hr. L. (N. en Z. VIII, 321) ben ik het niet geheel eens. Wel deel ik het gevoelen van L., wanneer hij ‘zegens zegen vroeg en spa’ beschouwt als ‘bijzin van denzelfden aard’ als ‘waar paleizen zich verhieven’ zoodat de aangehaalde regels dan luiden:
‘Die vier werelden door schepen aan dat visserschdorp verbond, Waar paleizen zich verhieven, (waar) zegens zegen vroeg en spa, Bij den weerklank der kartouwen van Farnese en Spinola.’
Om echter, bij de verklaring (naar de beteekenis), zegens = zegeningen te stellen, dat durf ik met L. niet beâmen.
Ik meen, dat we hier aan ‘zegens’, gelijk ook taalk. zuiver is, de beteekenis van ‘vischnetten’ moeten hechten, waardoor we dan de volgende verklaring krijgen:
waar paleizen zich verhieven, (waar) zegens (= vischnetten vroeg en spa zegen (= imperf. van zijgen = neerdalen, hier meer bepaald in 't water neerlaten) dus waar gebouwd en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gevischt werd, m.a.w. waar de bedrijven niet belemmerd en daarmee de bronnen van welvaart niet gestopt werden, niettegenstaande het gebulder van F.'s en S's kanonnen.
Venraaij.
H. Kraijkamp.