Noord en Zuid. Jaargang 8
(1885)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Tets, heffe, kieskauwer.C. Wat beteekent de uitdrukking: het gebak is tets? In 't vorig nummer geeft de heer B. Heymans, naar aanleiding van Van Dale, op deze vraag een antwoord, dat niet juist is. Wanneer een brood niet goed doorbakken is dan noemt men het pappig, niet gaar, maar nooit tetsig. Wanneer het brood, vooral is dit het geval met mik, (noordelijke provinciën stoet) gekneed is en den behoorlijken vorm ontvangen heeft, wordt het eenige oogenblikken toegedekt, gerust gelaten om te rijzen. Wordt deze rijzing door een invallende kou (tocht of iets dergelijks) plotseling afgebroken, dan slaat het brood neêr en nadat het gebakken is ziet men aan den onderkant van het brood, gewoonlijk op den afstand van een vingerbreedte van de onderste korst, een zwartgrijze streep, die vast en nattig is, ofschoon het overige gedeelte van 't brood niets te wenschen overlaat. Zoodanig brood nu is tetsig in Noord-Brabant tetserig. Pappig, papperig brood verkrijgt men van geschoten graan, graan dat min of meer gekiemd is, en dat dus een gedeelte van zijn zetmeel omgezet heeft in suiker. G.A.V.v.O.
CXV. Wat beteekent: De heffe des volks? Wanneer het bier in den koelbak genoegzaam is afgekoeld, wordt het in vaten overgegoten om te gisten. Het goede bier blijft in 't vat, de gist verlaat als dik en vlokkig schuim het hondsgat. Deze gist wordt opgevangen en gebruikt om het brood te doen rijzen. De heffe des volks wil dus niets anders zeggen dan het schuim van 't volk, het minder goede gedeelte. Biergist beteekent in 't Hoogduitsch der Hefen. In 't Nederlandsch vinden wij 't woord nog in ongehevelde brooden en in Kaasheft.Ga naar voetnoot1) Zuurdeeg, een toevoegsel aan 't deeg om het te doen rijzen, heet bij Kiliaen hef-deegh. G.A.V.v.O.
CXVII. Wat beteekenen kieskauwer en pilaarbijter? Kieskauwen is van nagenoeg gelijke beteekenis als met lange tanden eten. Een kind wordt genoodzaakt om iets te eten, dat het niet gaarne lust. Is het voorwerp, dat gegeten moet worden, van eenigen omvang, zoodat daarvan eene bete moet genomen worden, dan geschiedt dit | |
[pagina 363]
| |
met eene soort van voorzichtigheid, alsof men bang is, de lippen vuil te maken. Aangezien de snijtanden, in dat geval geheel bloot komen, zegt men: het eet met lange tanden. Is het voorwerp, dat gegeten moet worden, van kleiner omvang, zoodat het in eens in den mond gestoken kan worden, dan kan de patiënt doorgaans niet besluiten, om het door te slikken. Zijn tegenzin veroorzaakt eene soort van misselijkheid, het eten gaat van de linker- naar de rechtermaaltanden vice-versa, en er wordt gesproken van een kieskauwer. Pilaarbijter = scheldnaam voor Katholieken, liefst mannen, die geen kerktijd overslaan. 't Woord wordt overigens door Van Dale opgegeven. G.A.V.v.O. |
|