Nu lees ik tot mijne verwondering in Noord en Zuid afl. 1 Jaarg. 1885: ‘Op de vraag naar den oorsprong dier uitdrukking wordt geantwoord, dat ze gegrond is op de kleur der boeien, de bakens, die in zee of in onze rivieren voor ondiepten waarschuwen. Zij is dus op eene lijn te stellen met de spreekwijzen als ‘zoo rood als een kroot, enz.’ - Ongelukkig echter is in den regel de kleur der boeien niet rood, maar wit, zoodat dus deze verklaring wel het vernuft van den uitvinder bewijst, maar niet den oorsprong der zegswijze verklaart.’
We zijn 't volkomen eens met de eerste verklaring.
Men moet wel onderscheid maken tusschen ton, boeien en baken. De tonnen wijzen de ondiepe plaatsen in zeeën of rivieren aan en deze zijn wit geschilderd, omdat wit des nachts beter te zien is dan eenige andere kleur. Deze tonnen zijn met kettingen aan ankers verbonden. De kettingen zijn lang genoeg, opdat de tonnen zich vrij kunnen bewegen. De tonnen bevinden zich op eenigen afstand der ondiepten. Geen loods ter wereld zal spreken van een boei, maar wel van een ton, b.v. de uiter ton (de uiterste of laatste ton). De tonnen waren vroeger van hout, thans van ijzer en hebben een geheel anderen vorm dan de boeien.
Boeien worden echter gebruikt om direct de plaats aan te wijzen, waar het voorwerp zich bevindt. Heeft men het anker laten vallen, dan wordt er een boei opgestoken, dat w.z. een boei aan het anker verbonden door middel van een ketting of stang, die niet langer is dan om de boei boven het anker te houden. 't Gebeurd vaak dat, ankers, in rotsachtige gronden zóó vast zitten, dat de ankerketting breekt. De boei wijst nu de plaats aan, waar het anker zich bevindt en dit is dus niet verloren.
En wat nu de kleur aangaat, de boeien zijn altijd rood geverfd. Dat men wellicht hier en daar van de oude kleur is afgeweken, is een tweede.
De gegeven verklaring is dus niet een bewijs van het vernuft van den uitvinder, maar geeft wel den oorsprong der zegswijze.
A.C. De Graaf.