Een tweetal opmerkingen.
Op bladz. 13 der 1e aflevering van Noord en Zuid lezen wij:
‘Waarschijnlijk hebben daaraan (aan lollen) de Broeders der Barmhartigheid den naam van Lollaerden te danken.’
Dit is onjuist. Prof. Moltzer teekent daarvan aan in de sotternie van den Buskenblazer:
‘Broeder lollaert: andere naam voor de broeders van de orde der Alexiani, ten jare 1300 ongeveer in Antwerpen gesticht. Oorspronkelijk geen scheldwoord als afkomstig van Walter Lollard, 1322 te Keulen om ketterij verbrand, is lollaert evenals lollebroeder, broeder lollaerd zulks allengs geworden in den mond des volks.’
En dat de lollaerden in 't bijzonder, en de geestelijken in 't algemeen berucht waren om hunne onzedelijkheid en luiheid, dat leert ons zoo menig tooneeltje in de sotternieën, die nog tot ons gekomen zijn.
Op bladz. 22 der 1e aflevering leest men:
‘Fraey staat hier in zijne oorspronkelijke beteekenis: vroolijk, welgemoed.’
Dat is ook minder juist. De Hr. Eymael heeft zeker willen zeggen: fraai is hetzelfde woord als vroolijk en dan heeft hij volkomen gelijk. Doch als hij van oorspronkelijke beteekenis wil spreken, had hij die er bij moeten geven. Fraai en vroolijk beteekenen beide naar de letter opgevat: heerlijk.
Beide woorden komen van een zelfden stam vrô = heer. Dikwijls ontmoet men in het Oud-Saksisch eene a voor eene o. Zie daarover Gallée's Alt-Sächsische Laut- und Flexionslehre. Daar vinden wij eene massa voorbeelden, waar de a in de plaats der o gekomen is. Prof. Gallée zegt daarin dan ook: ‘De overgang van o tot a ‘is eene eigenaardigheid van het Saksisch.’
Met vrô is het evenzoo gegaan. Zie b.v. de Freckenhorster Heberolle bij Heyne, pag. 67, waar in plaats van een o, een a in vrâno gekomen is.
De beteekenis van vrô = heer, is nog overgebleven in vroondiensten = heerendiensten, diensten, die den Heer behooren.
De oorspronkelijke beteekenis van fraai en vroolijk, waar het op aan kwam, is dus heerlijk.
Amsterdam, Maart '85.
R. Hartman.