geen groot gewicht gehecht; want men mag zich dat snijwerk voorstellen zooals men wil, juist omdat de Dichter, evenals ook andere poëten wel doen, iets aan de fantasie van den lezer heeft overgelaten.
In één opzicht moet ik het voor Bogaers opnemen; want indien mijne voorstellirg ook de zijne was, dan zou hij zich volgens den Hr. T.G. aan eene groote fout hebben schuldig gemaakt door wapenschilder in elkander te weven tot eene krans. Maar heeft B. dat geschreven?
Kan men geene voorwerpen, b.v. rozen, tot eene krans weven, zonder die dingen in elkander te slingeren? Welnu, zoo kunnen ook wapenschilden tot eene krans geweven worden door het goud, dat hen rijkelijk omgeeft.
Op titelbladen van atlassen komen vaak zulke wapenkransen voor.
Maar ook, al had ik ongelijk, dan nog zou de dichter eene niet minder groote fout hebhen gemaakt; want dan zou hij iets gewrongens in den zin gebracht hebben, om een helder begrip te geven van zijne voorstelling.
Hoe dit mogelijk kan zijn, begrijp ik niet; want, waar andere dichters gewrongen zinnen leveren, zijn ze nooit duidelijk te verstaan, terwijl dit nu hij B. wel het geval zou zijn.
M. i. is het de plicht van ieder schrijver of dichter, voor zuiver grammatisch verband te zorgen en, als hij dit niet doet, kan hij nooit gemakkelijk verstaan worden. Zuiverheid van voorstelling moet met zuiverheid van taal gepaard gaan en, juist omdat dit 't geval is bij onze beste schrijvers, moeten wij van hunne geschriften eene gezette studie maken.
Dikwijls heeft de Hr. T.G. moeilijkheden in ontledingen opgelost en ik geloof, dat hij het nut van ontleden inziet, daar het immers de eenige weg is, om tot kennis van den aard der samenstelling te geraken. Als dus een studeerende moeilijkheid heeft met de verklaring van een' zin, terwijl hij dezen in zuiver grammatisch verband kan brengen, zij het ook soms op verschillende wijzen, dan is hij stellig op den goeden weg, om de beteekenis te vinden. Laat de zin dan nog twee logische verklaringen toe, dan is het de schuld van den schrijver, die dit had moeten inzien. Van dubbelzinnigheid kunnen we B. in dit geval echter niet beschuldigen. En hiermede neem ik hoogachtend afscheid van den Hr. T.G.
Amst. Maart '85
W. MEERWALDT.