spronkelijk, liggen beteekend heeft). En men weet hoezeer het spraakgebruik des N. Test. onder den invloed van deze vertaling stond. De wortel lag dus wel niet in een godsdienstig denkbeeld, maar toch in een godsdienstig geschrift, de beeldspraak heeft van den beginne af eene godsdienstige kleur gehad; 't was, zooals wij zeggen zouden, ‘stichtelijke taal’.
Keeren wij terug naar de modernen, de takken van den uit dezen wortel gesproten boom. En wel eerst tot de Germaansche zustertalen. Het Hoogduitsch heeft het woord volkomen gelijkluidend met ons: ‘entschlafen’. Het Deensch en Zweedsch bezitten wel het voorzetsel und en bezigen het dikwijls in dezelfde beteekenis als ons ont en ent, maar het heeft er toch een minder uitgebreid gebruik als bij ons beide. Althans zij hebben er hier een ander voor genomen, deze: ‘af, afsomna, geene: hen, hensove’. 't Meest van ons vieren gebruikt het de Hoogduitsche taal, in welke in 't algemeen poëzie en proza, edele en gewone stijl dicht bij elkander liggen. B.v. in doodadvertentien in dagbladen gebruiken de Duitschers liefst en meest: ‘entschlafen, der Entschlafene’, wij geven de voorkeur aan ‘overlijden, de overledene’. Ontslapen bezigen wij gewoonlijk slechts dan, wanneer een kalm en zacht sterven bedoeld wordt, of ook een christelijk sterven: ‘ontslapen tot een beter leven’, vooral ook: ‘in den Heere ontslapen’.
Ik bezit geen materieel om de gegrondheid van mijn vermoeden te onderzoeken, dat de zinnebeeldige opvatting van het woord eerst na de reformatie ontstaan zij, en wel door de vertalingen des Bijbels in de landstalen, waarvan de oudere (Protestantsche) alle naar die van Luther vervaardigd zijn. Zoo neen, dan waren althans die vertalingen oorzaak, dat die opvatting algemeen werd. Kiliaan heeft ze nog niet, ofschoon ze in de vertaling van Utenhove, Emden 1562, enkele malen voorkomt. Ze moet dus, of in't algemeen bij ons nog weinig, of speciaal in Brabant in 't geheel nog niet bekend geweest zijn. Hij vertaalt ontslapen met obdormire en expergisci. De laatste zin is tegenwoordig, zoowel in het Hoogduitsch als bij ons, in 't geheel niet meer gebruikelijk. Toch moet ze wel de oudste geweest zijn: althans het voorzetsel ont, ent, heeft in beide talen meestal eene privatieve beteekenis. De onzekerheid van die beteekenis, denkt b.v. aan ontstaan, entstehen, ontzettend, entsetzlich, enz. gevoegd bij de gelijkluidendheid met in-slapen, ein-schlafen, kan oorzaak geweest zijn van de opneming der tegenovergestelde beteekenis (obdormire) die in onze beide talen nog heden voorkomt, ofschoon in proza niet dikwijls.
Bij ons heeft eerst onze Statenvertaling op alle de 12 plaatsen waar ϰοιμάομαι dien zin heeft gelijkmatig: ontslapen gegeven. Utenhove slechts op 7 van dezelve; eene Vlaamsche, de Leuvensche van 1717 op niet meer dan vier. 't Is alsof men schroomvallig was