Verzamelwoorden, die voorafgegaan worden door het voorvoegsel ge zijn, zooals bekend is, van het onzijdig geslacht; bijv. gezin, geboomte, gedierte, enz. Alleen het woord gemeente is vrouwelijk. Toch wordt daardoor niets bewezen tegen het bovenaangevoerde, omdat het collectieve begrip in het genoemde woord zeer op den achtergrond gedrongen is.
De zelfstandige naamwoorden op schap zijn vrouwelijk, wanneer ze een toestand aanduiden, als vriendschap, gramschap, onzijdig wanneer ze een gebied of waardigheid beteekenen, als het graafschap, het vaderschap, het burgemeesterschap, het koningschap, enz. - Maar als verzamelwoorden zijn ze vrouwelijk: de burgerschap, de priesterschap enz., terwijl daarentegen gezelschap, genootschap, gereedschap en gezantschap onzijdig zijn. Dat verzamelwoorden op schap, zooals priesterschap, enz. vrouwelijk gebezigd worden, schijnt eenigszins zonderling. Schap toch is oorspronkelijk een vrouwelijk zelfstandig naamwoord geweest (verg. Eng. shape) en wanneer men alleen op die omstandigheid lette, dan zou het vrouwelijk geslacht der door middel van schap afgeleide substantieven geen verwondering kunnen baren. Maar, wanneer woorden als het vaderschap, het koningschap enz. wel onzijdig zijn, hoe komt het dan, dat verzamelwoorden, waarbij men het onzijdig geslacht nog zooveel te meer verwachten zou, daarentegen vrouwelijk zijn? Van gezelschap, gereedschap, genootschap en gezantschap, waarin de collectieve beteekenis nog tamelijk versterkt wordt door prefix ge, dat vereeniging beteekent, laat zich het onzijdig geslacht alzoo verklaren. - Uitgaande van de beteekenis der woorden, zou men, voor zooveel de verzamelwoorden betreft, wat in de spraakkunsten als uitzondering geldt, veilig als regel kunnen aannemen, en als uitzonderingen op dien regel beschouwen de
vrouwelijke verzamelwoorden op schap.
Zelfstandige naamwoorden eindigende op ie, y, e, ing en heid zijn vrouwelijk, ook wanneer zij als verzamelnamen voorkomen; bijv. familie, natie, kudde, vergadering, verzameling, christenheid, menschheid, enz. Gilde is onz. De verklaring hiervan wordt gevonden in de omstandigheid, dat bijna alle substantieven, althans de overgroote meerderheid, die op genoemde uitgangen eindigen, van het vrouwelijk geslacht zijn. Het betrekkelijk klein getal collectieven met bovenstaande uitgangen, wordt dus naar analogie van de groote menigte vrouwelijke substantieven, ook vrouwelijk gebezigd.
De verzamelwoorden op dom zijn over het algemeen weer van het onzijdig geslacht, als menschdom, jodendom, engelendom, priesterdom. Eene enkele maal hoort men in de volkstaal de rijkdom als collectief gebruiken.
De meeste woorden op m zijn mannelijk, zelfs naamwoorden als vorm en palm, die oorspronkelijk vrouwelijk waren. Dat dan ook