Eene Flesch Goede Wijn of Goeden Wijn.
Zie N. en Z. VII, pag. 213.
Het karakter eener bijstelling is, dat zij eene zelfstandigheid bepaalt, door een anderen naam er van te noemen, zoodat èn het bepaalde èn het bepalende woord slechts namen van dezelfde zelfstandigheid zijn. Dit is in ‘Eene flesch goede(n) wijn is gezond’ niet het geval met flesch en wijn. Wel is goede(n) wijn eene bepaling van flesch, maar het eerste woord is de naam eener stof, terwijl het laatste die eener hoeveelheid is; goede(n) wijn is dus geene bepaling van gesteldheid bij flesch.
Een weinig verder lezen we dan ook in het antwoord op de vraag: ‘Eigenlijk staat in de bedoelde uitdrukking het woord wijn in den genitief; vroeger zeide en schreef men dan ook: ‘eene flesch goeden wijns.’ Dit geeft ons de ware betrekking aan tusschen flesch en goede(n) wijn; alleen de vorm is veranderd.
Daar nu de naamvallen vormen zijn om de betrekkingen uit te drukken en niet die betrekkingen zelf, is met den vorm ook de naamval van ‘goede wijn’ veranderd. 't Is dus alleen de vraag, in welken naamval staan die woorden nu. Onze taal telt slechts vier naamvallen en uit hetgeen hier boven gezegd werd volgt, dat ‘goede wijn’ niet in den 2en naamval kan staan, dus staat het in den 1en, 3en of 4en naamval.
De 1e naamval is nooit af hankelijk van een ander woord en dient nooit ter bepaling, of die bepaling moest eene bijstelling zijn en dit is met ‘goede wijn’ niet het geval; de woorden staan dus niet in den 1en naamval.
De 3e naamval wordt alleen gebruikt om aan te geven, dat er behalve het onderwerp nog eene andere zelfstandigheid handelend optreedt bij de werking, ‘goede wijn’ staat dus ook niet in den 3en naamval.
Alleen de 4e naamval rest ons dus nog. Deze is in den loop der tijden door het afslijten der vormen, de groote vergaarbak geworden van alle naamvallen, die zich niet konden handhaven. Zoo staat thans elk woord, voorafgegaan door een voorzetsel, in den 4en naamval, terwijl die woorden vroeger ook den 2en en 3en naamval vertoonden; zoo zijn de meeste oorzakelijke genitieven in een 4en naamval veranderd bijv.: Hij is zijn lot getroost, zijn leven moede Verder zijn in zinnen als: de hond zwemt het kanaal over; hij klom de trap op, en trad het vertrek binnen, de bepalingen van plaats, die vroeger onder de beheersching van het als bijwoord gebruikte voorzetsel stonden en dus in den 4en en 3en naamval konden staan, alle in den 4en naamval. Iets dergelijks heeft met de partitieve genitieven plaats gehad, zoodat ‘goede wijn’ onafhankelijk van den naamval van flesch altijd in den 4en naamval staat. Men moet dus schrijven eene flesch goeden wijn.
S.