Noord en Zuid. Jaargang 7
(1884)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| ||||||||||||
De Nieuwe Wereldtaal Volapük.Eén menschheid, één taal - die spreuk der Latijnen zal stellig eens tot werkelijkheid worden. Slaan wij slechts het oog op onze eigen omgeving, op Nederland. Wat een omwenteling in taal en reden brachten de spoorbanen met zich mede. En de stoombooten, de wereldpost, de telegraaf en de telephoon! Elk dier verkeermiddelen vernietigt een deel van onzen taalschat. Vergelijk de streken eens, vóór een tien- of twintigtal jaren afgesloten van het wereldverkeer, met de gesteldheid van heden, nu allerhande lijnen het land doorsnijden. Welk een verandering! Wie, die eenige ontwikkeling deelachtig werd, spreekt den vreemdeling nog aan in het dialect van zijn woonstede? De dialecten verdwijnen meer en meer om plaats te maken voor één taal: de Nederlandsche.Ga naar voetnoot1) Wat ons land in het klein biedt, geeft Europa, ja de gansche beschaafde wereld in het groot te aanschouwen, zij het ook, dat die ommekeer niet zoo duidelijk in het oog valt. Natuurlijk, de talen verschillen onderling aanmerkelijk meer dan de dialecten; daardoor vooral wordt een oplossing of samensmelting belangrijk vertraagd. Ook nationaliteit is een groote hinderpaal om deze eenheid van vorm te doen geboren worden. En toch: de menschheid is één (geloofsverdeeldheid buiten rekening latende: ook deze verdeeldheid zal eenmaal verdwijnen), waarom zou dan de taal niet één worden? Dat zal zij. Maar na hoeveel eeuwen? Hoeveel ongemak zal die verdeeldheid nog baren? Hoeveel tijd en inspanning zal zij onze jongelingschap nog kosten om twee, drie of meer vreemde talen te leeren? Kunnen wij de geboorte dier gewenschte eenheid van taal verhaasten, waarom zouden wij het dan nalaten? Geef de vrucht van 's toondichters arbeid in handen van de meest onderscheiden natiën: overal verstaat men die taal der muziek. De Engelsche componist wordt, zonder overzetting, begrepen door den Franschman, begrepen door den Duitscher, begrepen door elk wel ontwikkeld mensch, tot welk volk hij ook behoort. De Nederlandsche cijferaar behoeft geen vertolking voor den vreemdeling: altijd en overal is 6 × 9 + 3 - 2 × 7 = 43. Waarom zou men niet voor elk voorkomend geval eenzelfde voertuig voor zijn gedachten kunnen hebben? Het samenstel aller her- | ||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||
senen is in hoofdzaak één van vorm; overal wordt dezelfde wijze van denken gevolgd. Ik stip nog slechts aan: de eenheid der symbolen in de broederschap van vrijmetselaars over de geheele aarde; de wordende eenheid in het meten van tijd, gewicht, enz. Waarom zou dan niet een algemeen geldig middel als voertuig der gedachten kunnen dienst doen? Met deze inleiding heb ik niets anders beoogd dan elk vóóroordeel, zoo dit bij den lezer mocht bestaan, te onderdrukken. Het groote belang van één taal voor alle beschaafde volkeren ziet men gereedelijk in. Zou de eenvoudigste, de meest voor de hand liggende weg niet zijn om een der bestaande talen tot wereldtaal te proclameeren? Terstond doet zich de moeielijkheid der keuze voor en dan..... over tal van onoverkomelijke hinderpalen zal ik niet verder uitweiden. Een geniale kop heeft er iets anders op gevonden. Gevonden na lang zoeken, na ernstige studie. Een studie van 46 achtereenvolgende jaren mag men veilig aldus noemen. Die geniale kop is Johann Martin Schleyer, R.C. priester, te Lizzelstetten in Baden. Hij bestudeerde 40 talen (de meeste Europeesche, de Chineesche, twee Afrikaansche enz.) Van deze 40 talen spreekt en schrijft hij er 28, zoodat dit feit reeds voldoende is om aan te nemen, dat hij niet op een zandgrond bouwde, toen het denkbeeld in hem opkwam een wereldtaal te maken of beter te construeeren. Hij heeft voor een groot deel dit reuzenwerk voltooid (alleen het woordenboek behoeft nog uitbreiding). In 1881 verscheen het Entwurf einer Weltsprache für alle gebildete ErdbewonerGa naar voetnoot1) (ontwerp eener wereldtaal voor alle beschaafde aardbewoners). Onlangs verscheen van dit werk (150 blz.) de derde druk, wel een bewijs, dat Schleyer's arbeid de aandacht trekt. En geen wonder! Wie eenige aandacht wijdt aan dat werkje, wordt getroffen door de groote mate van eenvoud en het kunstige der samenstelling van Volapük. Volapük is het eerste nieuwe woord, dat men er in aantreft. Vola is der wereld; pük is taal, volapük: wereldtaal. Het plat-Engelsch ligt aan deze nieuwe taal ten grondslag, doch men behoeft geen enkel woord Engelsch te verstaan om Volapük met succes te bestudeeren. Weinigen, misschien geen, die kennis van Volapük namen, zullen de levensvatbaarheid dier taal in twijfel trekken. Enkele voorbeelden zal ik hieronder aan Volapük ontleenen, om de algemeene belangstelling in Nederland er voor op te wekken. Als geheel overtollige weelde worden in Volapük alle lidwoorden gemist. Dat is een groote opruiming. | ||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||
Beginnen wij met het volgende voorbeeld:
De uitspraak van men is: meen. Alle zelfstandige naamwoorden, zonder een enkele uitzondering, worden aldus verbogen. Het enkelvoud krijgt a, e en i, het meervoud daarbij een s. Het stamwoord blijft steeds onveranderd, en het verbogen woord geeft, zonder lidwoord, den naamval aan, waarin het voorkomt. Slechts één meervoudsuitgang bezit Volapük, namelijk de s: fat (vader) wordt fats (vaders) dom (huis) doms (huizen). Bij persoonsnamen wordt eerst de familienaam genoemd - zeer logisch - en de geheele naam overeenkomstig de uitspraak afgebeeld. Geslachten kent de nieuwe wereldtaal niet, tenzij dit volstrekt noodzakelijk is. In dat geval wordt het woord in zijn gewonen vorm als mannelijk aangemerkt; het wordt vrouwelijk gemaakt door voor- of achtervoeging van ji, en onzijdig door voor- of achtervoeging van os. Evengoed als in het Nederlandsch kunnen in de nieuwe wereldtaal fijne geslachtsonderscheidingen gemaakt worden. Als voorbeeld diene: tidel - leeraar; ji-tidel - de vrouw van een leeraar; of-tidel - leerares. De algemeene verkleiningsuitgang is il: bod - brood; bodil - broodje; kat - kater; katil - katertje; ji-katil - kleine kat (vr.). Het voorvoegsel lu (alle klinkers zijn helder en u wordt als oe uitgesproken) dient om een ongunstige beteekenis aan het woord te geven. Zoo is vat gewoon water, maar luvat is slecht (brak) water, sanel - arts; geneeskundige; lusanel - kwakzalver. Het voorvoegsel le daarentegen geeft een gunstiger zin aan het woord, bijvoorbeeld: zif - stad; luzif - ellendige, onaangename stad, lezif - grootsche, flinke stad. Bijvoegelijke naamwoorden worden door achtervoeging van ik verkregen; nat - natuur; natik - natuurlijk. Volapük maakt verschil tusschen jarig (één jaar oud) en jarig (verjaren), het eerste is yelik (van yel jaar), het tweede yelsik. Betreffende de trappen van vergelijking: de vergrootende trap krijgt ikum, de overtreffende ikün, bij voorbeeld: gud - goedheid gudik - goed; gudikum - beter; gudikün - best. | ||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||
De telwoorden zijn de volgende: Bal 1, tel 2, kil 3, fol 4, lul 5, mäl 6, vel 7, jöl 8, zül 9. Bals 10, tels 20, kils 30, enz. enz. tum 100, mil 1000 enz. Het jaartal 1884 luidt in Volapük: balmil jöltum jölsefol of balsejöluum jölsefol. De klinkers a, e, i en o zijn kelder; u wordt als oe uitgesproken. De ranggetallen krijgen steeds id: bal - een; balid - de eerste; balion - millioen; balionid - de millioenste. Van hoofdtelwoorden maakt men herhalingsgetallen door achtervoeging van na (dat is maal), b.v. tel - twee; telna - tweemaal. Verdubbelgetallen eindigen op nalik (na - maal; ik - ons ig kenmerk van het bijvoegeljike): kil - drie: kilna - driemaal; kil nalik - drievoudig. Zeer gemakkelijk leenen ook in Volapük de telwoorden zich tot vorming van werkwoorden: bal - één; balön - vereenigen (tot één maken); tel - twee; telön - verdubbelen (tot twee maken); kil - drie; kilön - verdrievoudigen. Persoonlijke voornaamwoorden zijn ob - ik; obs - wij; ol - gij (2e pers. enk.); ols - gij (2e persoon meerv.) enz. Het meervoud krijgt, zooals reeds gezegd, een s. De verbuiging is weer dezelfde als bij de zelfstandige naamwoorden: oba - mijner enz. De bezittelijke voornaamwoorden krijgen het bijvoeglijk kenmerk ik, aldus ob - ik; obik - mijn enz. De werkwoorden zijn mede zeer eenvoudig. Schrijven is in Volapük penön; bij alle werkwoorden eindigt de onbepaalde wijs op ön.
Het stamwoord pen blijft steeds onveranderd in welken tijd, in welke wijs ook. In den (onvolmaakt) tegenwoordigen zoowel als in den (onvolmaakt) verleden tijd duidt het woord zelf den persoon aan door de achtervoegingen: ob, om, obs, ols en oms, terwijl de verleden tijd van den tegenwoordige door voorvoeging der letter ä gemaakt wordt. Geen enkel werkwoord maakt op dien regel eene uitzondering. | ||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||
De veranderingen bepalen zich tot weinige letters. De wijze, als boven aangeduid, geldt voor den bedrijvenden vorm van het werkwoord, lijdend worden die zelfde vormen met doorgaande voorvoeging van pa, bij voorbeeld: löfob - beminnen; löfob - ik bemin; palöfob - ik word bemind. Begint de aangenomen grondvorm met een klinker, dan vervalt de a van pa en aldus heeft men: älöfob - ik beminde; pälöfob - ik werd bemind; elöfob - ik heb bemind; pelöfob - ik ben bemind geworden. Men zal toegeven, dat de zaak vrij eenvoudig is. Andere interressante mededeelingen laat ik achterwege, het medegedeelde kan voldoende geacht worden om aller aandacht op de zaak te vestigen. Oppervlakkig beschouwd gelijkt Volapük een mengelmoes van allerhande onbegrijpelijke samenvoegingen, maar bij een nadere kennismaking trekt de buitengewone eenvoud en gemakkelijkheid den lezer aan. Zorgvuldig worden die klanken vermeden, welke in de uitspraak voor sommige volken bezwaar zouden opleveren. De geheele spraakkunst sluit als een bus, onregelmatigheden als uitzonderingen enz. komen er niet in voor. Inderdaad een groote verdienste. Ieder letterteeken vertegenwoordigt een eigen en onveranderlijk spraakgeluid. De klemtoon valt steeds op de laatste lettergreep. Nog zij medegedeeld, dat Volapük zeer vele beoefenaars telt in Duitschland, Zwitserland, Oostenrijk, Italië, Amerika en Azië. Te Rotterdam is onder praesidium van den heer Haastert, leeraar H.B.S., eene vereeniging opgericht tot beoefening der nieuwe wereldtaal.Ga naar voetnoot1) Spraakkunsten bestaan in het Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Zweedsch en Poolsch, terwijl eene Nederlandsche bewerking weldra het licht zal zien. Ter wille van de beoefenaren | ||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||
verschijnt geregeld een maandblad in Volapük geschreven (Volapükabled.) Ik meen niet te veel te zeggen met te beweren, dat, wie zijn eigen taal kent, na weinige dagen, ja uren studeerens, met behulp van het woordenboek, de nieuwe wereldtaal met succes lezen, schrijven en spreken kan.Ga naar voetnoot1) Rotterdam, Sept. '84. J. Hobbel. |
|