krend pauperisme’ en ‘breinloos communisme’ beteekenen. Veeleer zou hij, om dat recht te verstaan, een handboek der Staathuishoudkunde moeten raadplegen. Zoo niet, dan zal hij in eene goede Encyclopaedie eene uitvoerige beschrijving van beide zaken vinden en de regels zullen hem volkomen duidelijk verstaanbaar worden. Een dergelijk werk zal hem ongetwijfeld onmisbaar zijn omdat er in elk boekwerk honderde verklaringen gevorderd worden, die in geen handboek, voor welke wetenschap dan ook, worden aangetroffen. We weten dus zeker, dat we velen een belangrijken dienst bewijzen, door hunne aandacht te vestigen op de Geillustreerde Encyclopaedie onder hoofdredactie van A. Winkler Prins (Rotterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Elzevier’) minstens 230 hoogstens 253 afleveringen tegen f 0,25 de aflevering, dat is over de drie jaar, dat het werk loopt nog geen f 17,50 per jaar. Daarvoor heeft men onder zijn bereik een raadsman, die ons nooit verlegen laat staan. We hebben afl. 1 voor ons en vinden daarin bijv. het duidelijk en uitvoerig antwoord op vragen als de volgende: Wat is een groot-aalmoezenier? Worden ze nog aangetroffen? - - Wat beteekent ‘vraag en aanbod?’ - Wat is ‘een adres van adhaesie’ en waarom heet het zoo? - Wat is het verschil tusschen aanleg en talent! - Hoe komt men aan het woord apenliefde en wat beteekent het eigenlijk? Men vindt de verklaring van den regel uit Messchaert's Gouden Bruiloft: ‘Het steeklig kroongewas, de geurige ananassen, door kunstvuur rijp gestoofd in dicht gesloten kassen’. - Waar anders dan hier vindt hij de verklaring van terra-cotta, fayence en wedgewood? Kortom wie zich bij zijne
studie van Nederlandsche schrijvers (en deze studie is de eenige, die aan den eisch voor taal- en letterkunde beantwoordt, die ons de taal leert kennen en algemeene ontwikkeling bevordert) geen eindelooze teleurstelling wil bereiden, moet weten, dat hem taalkundige woordenboeken (Van Dale, Kramers, Oudemans en andere) maar ook een woordenboek van algemeene strekking ten dienste moet staan, zoo niet, dan zal hem ieder werk onoverkomelijke moeielijkheden aanbieden.
Men versta ons wel: encyclopaedische kennis is geen geleerdheid, geen wetenschap, zelfs geen degelijke kennis, maar het is de tot op zekere hoogte oppervlakkige kennis, die volstrekt noodzakelijk is, voor ieder, die met oordeel een boek wil lezen. Daartoe verwijzen wij hen, die over zaken buiten de spraakkunst iets te vragen hebben, naar eene goede, betrouwbare encyclopaedie, gelijk die in 't Duitsch van Meyer, Brockhaus of Spamer of gemakkelijker nog naar onze eigene Geillustreerde Encyclopaedie, ze zullen zich de uitgaaf daaraan besteed niet beklagen en veel tijd winnen, die anders met vruchteloos zoeken of vragen verkwist wordt.
d. Beer.