Men moet Bilderdijk gelijk geven dat als en dan na den vergelijkenden trap beiden goed Nederduitsch zijn.
Bilderdijk wil echter onderscheiding opgemerkt hebben; door middel van welke hij ook, in een tweede Verhandeling over dan en als (II D. Taal- en Dichtk.- Verscheidenheden, Blz. 181) de Bijbelvertalers tegen Lelieveld verdedigt.
Als zou meer vergelijkend, dan daarentegen uitsluitend zijn. Dit ligt ook reeds in de eigenlijke beteekenis van als, dat met gelijk kan verwisseld worden; hetgeen nooit het geval is met dan; zooals blijkt uit ‘nu en dan.’
De uitsluitend tegenstellende kracht van dan blijkt verder ook daaruit: dat men zich altijd van dan bedient na de woorden niemand, niets, nooit, nergens, anders.
Is nu de comparativus eene verheffing zonder uitsluiting, zooals Bilderdijk zegt, zou als gepaster zijn dan dan; bijv.: ‘een paard is grooter als een ezel;’ omdat de ezel reeds in onze voorstelling een groot dier is. - Doch is de comparativus eene verheffing met uitsluiting van de toegekende hoedanigheid in het vergeleken voorwerp, men zou zich moeten bedienen van dan; bijv.: ‘een paard is grooter dan een vlieg’, dewijl wij aan een vlieg geene grootheid toekennen.
Zoo zouden de bijbelvertalers Jesaia 55:9 terecht hebben overgezet (volgens de eerste uitgave):
‘Gelijck de hemelen hooger zijn als de aarde, alzoo zijn mijne wegen hooger als uwe wegen, en mijne gedachten dan uwlieder gedachten.’
In het eerste wordt de aarde als iets dat reeds op zich zelf hoog is gedacht, maar vergeleken met den hemel die echter hooger is. Zoo ook de wegen Gods, vergeleken met die der menschen. Máár bij de gedachten Gods, - bij 't geen in God zelven en tot geen ding buiten Hem te brengen is, - valt niets dat in den mensch naar gedachten zweemt te vergelijken. Het is hier veeleer eene tegenstelling. - Dan en als zouden dus in deze plaats zeer fraai onderscheiden zijn.’
Haarlem, Mei 1884.
Dr. E. Moll.