| |
Navorschingen.
In Nav. 1883 wordt de vraag gesteld of spel in eenige gevallen een bloot toevoegsel kan zijn ‘zonder eenige beduidenis of zin’. De steller dier vraag voert eenige voorbeelden aan, die hem tot het geopperde vermoeden brengen. Bij Melis Stoke, Maerlant en Hooft komt het woord meermalen voor in den zin van gevecht of veldslag, o.a. in nytspele, oorloghespele, welke woorden door veldslag en oorlog weergegeven worden. Nyhoff (Oork. II. blz. 238) vereenigt zich omtrent ‘eetspel’ met de uitgevers der ‘oude Friesche wetten’, die het woord verklaren door ‘bediening, het werk der bediening’, in welken zin het woord eed zonder het achter gevoegd spil of spel mede voorkomt. De woorden, voorkomende in een charter van 23 Sept. 1371: ‘De richter sal van nu voertaen in sijn eetspel nemen’ worden aldus verklaard: ‘hij zal, bij het uitoefenen zijner bediening op zich nemen, of, voortaan van ambtswege gehouden zijn.’ Als bewijs voor het aangevoerde kan ook het woord krijgsspel gelden, dat vaak voorkomt; zoomede wapenspel, bij Bilderdijk bijv.:
En met een drift voor 't wapenspel,
Waar niets bij halen kon,
Had Frankrijk reeds zijn weerga niet
Voor nog zijn jeugd begon.
| |
| |
En ook in de oudere taal, als bij Hucbald ‘bluot skein in wangôn spilôdun ther Vrankôn.’
Dat het woord spel oudtijds in veel ruimeren zin gebezigd werd dan thans, wordt duidelijk als men denkt o.a. aan der minnen spel, speelkinderen, overspel enz.
In het MHD. komt spël(l) voor in den zin van vertelling, fabel, gesprek; Goth. spill, sage, fabel. Zoo vinden ook het Eng. gospel (godspell) en het HD. Beispiel (bîspel) hunne verklaring.
Bont en blauw, reeds vroeger behandeld, zou eigenlijk blond en blauw moeten zijn, daar ‘blond een bepaalde kleur uitdrukt, terwijl bont eene mengeling van kleuren aanduidt en dus het woord blauw eigenlijk overbodig maakt’. Ook Vondel schrijft zoo (Palamedes, klinckdicht. 1652):
Het leedt geen zeven jaer, of Palamedes schaêu
Ging's nachts de tenten van zijn rechteren doorwaren,
Die, rijzende verbaest met opgerezen haren,
Een schim vernamen, straf mishandelt blont en blaeu.
Opnieuw wordt nu de zaak te berde gebracht door iemand, die twijfelt, of het gezag van Vondel hier afdoende is en bont en blauw schrijft, omdat door vallen, stooten enz. de huid bont wordt, een gansche mengeling van kleuren vertoont, waarbij echter blauw de hoofdkleur is. - Inderdaad komt het niet vaak voor, dat iemand door vallen enz. blond wordt.
Naar aanleiding van het verhandelde in een der vorige jaargangen, waar men leest van lansbasaet op een schuttersrol, wordt de aandacht gevestigd op het woord lanspesaat. Lanspesaet van het Italiaansch lancia spezzata, dat letterlijk gebroken lans beduidt, was oorspronkelijk een krijgsman, die van het eervolle wapen der ruiterij was overgegaan naar het meer geminachte voetvolk. Op die rangvermindering vooral ziet het woord spezzata.
De vele aardigheden omtrent de afleiding van het woord koomenijswinkel worden nog eens herinnerd. Eerst zocht men die in ‘kom-en-eisch-winkel,’ daarna gaf Bilderdijk zijn ‘commonaid’, dat met de troepen van Leicester herwaarts zou gekomen zijn. Weer anderen denken aan Jan Compagnie! Het redelijkst schijnt de afleiding van komen, koopman, komenij, koopmanschap. Wat de inzender verwacht, n.l. dat men dan elken winkel een ‘komenij’ moest noemen, volgt volstrekt niet, omdat de woorden voor 't grijpen zijn, wier beteekenis, evenals van het bewuste woord, langzamerhand enger geworden is. Het woord Coman werd vroeger dagelijks gebruikt en komt in 't Middeln. ontelbare malen voor: bijv. Floris ende Blancefl.
| |
| |
Haar herberge si met enen portre namen
Die gewone was te herbergen coman
Ende hovesche liede wel onthalen can.
Doe die verman den jongelinc sach
Van so edelre gedane ende so droeflic gebaren
Jonchere, seithi, welcsins wildi varen
Ende wat saken soecti in dit lant?
Floris antworde hem te hant
Meester, dat moegdi selve zien,
Dat wi coman siin ende copingen plien.
Schaak, schaken. Het vlaamsche blad ‘de Gazette van Gent’ zoekt alle vreemde woorden zooveel mogelijk door Nederlandsche te vervangen. Divisie-generaal wordt verdeelings-generaal, kanselier der schatkist, Exchequer, in Engeland wordt ‘kanselier van het schaak.’ Naar aanleiding van die opmerking wordt eene beschouwing over het woord schaak ten beste gegeven. Wij hebben dit woord met het spel gekregen. Het schaakspel is het koningsspel (Perzisch shah, Arab. schach, koning, P. Shahmat, de koning is dood). Dit wordt zeer natuurlijk, als men bedenkt, dat het spel geëindigd is, als de koning nergens meer veilig is, dus zoo goed als dood. Vandaar de uitdrukking schaakmat. Door onbekendheid met de beteekenis der woorden heeft eene verwisseling in het gebruik plaats gehad en men zegt: ‘de koning staat schaak’, ongedekt. Dit is ook op de andere stukken overgegaan en men hoort schaakspelers dan ook zeggen: ‘schaak koning, schaak kasteel’, enz. Daar nu, oppervlakkig beschouwd, het schaakspel voornamelijk bestaat in het wegnemen van elkaars stukken, kon het woord schaken ligt de beteekenis krijgen van wegnemen b.v. een meisje. - Schakeering en geschakeerd doen denken aan de ruiten op het schaakbord. - Het Fransche woord échec sproot ook voort uit shah; het dankt zijn beteekenis van nederlaag aan de omstandigheid, dat men in 't Fransch zegt ‘donner échec’ voor hetgeen wij ‘schaak zetten’ noemen. Het Eng. exchequer, schatkist, rekenkamer, komt wel van 't Fr.
échequier, maar heeft nooit den zin van schaakbord, waarvoor chess-board gebezigd wordt.
Ter verklaring der spreekwijze ‘Hij looptals een dertientje’ wordt herinnerd, dat zoodanig geldstuk het vierde gedeelte van een Zeeuwschen rijksdaalder en dus dertien stuivers waard was. Aan de snel voortrollende beweging van zoo'n muntstukje wordt de oorsprong der zegswijze toegeschreven. (Vgl. ‘hoe raar een stuivertje rollen kan.’)
Schitteren door afwezigheid is misschien ontleend aan André Chénier, die de uitdrukking weer van Tacitus zou hebben. Bij Tacitus, Annales, l. III C. 76, leest men: ‘sed praefulgebant
| |
| |
Cassius atque Brutus eo ipso, quod effigies eorum non visebantur’ d.w.z. ‘Cassius en Brutus schitterden het meest, doordat men hunne beelden niet zag’ (bij de begrafenis van Junia, de vrouw van Cassius, waarbij de beelden van aanzienlijke geslachten voorafgedragen werden.) - André Chénier maakte er gebruik van in zijn treurspel Tibère en kleedde het denkbeeld het eerst in deze woorden: ‘Brutus et Cassius brillaient par leur absence.’
In N. Br. (ook elders) zegt men als 't regent en de zon schijnt ‘Het is kermis in de hel.’ Van deze zegswijze wordt weer de afkomst gevraagd, ofschoon ze zich al in zooveel belangstellend onderzoek heeft mogen verheugen. - Onder de vele verklaringen, die in omloop zijn geweest, herinner ik slechts aan de volgende. Sommigen brachten hel in verband met de aarde, den grond, en dachten aan de vruchtbaarheid, die van zulk weer, zoo gunstig voor plantengroei (?) het gevolg was. - Anderen zochten de verklaring in het strijdende van een natuurtooneel van regen en zonneschijn tegelijk en meenden, dat de duivel zich daarin wel moest verheugen; men zei daarom ‘'t is kermis in de hel.’ Fr. Le diable marie sa fille. La diable bat sa femme.
Een vervolg wordt gegeven op een reeds vroeger medegedeelde lijst van Fransche woorden, die hunnen oorsprong in het Nederduitsch hebben, waaraan ik het volgende ontleen:
Bedelzak samengetrokken tot beêzak, gaf besace, knapzak gaf canapsa, hangmat hamac, hangnap hanap, halsberg haubert, braamboze of braambezie gaf framboise, gerve gaf gerbe, manneken mannequin, horten heurter, bodeke boutique (?) huiveren hyver, klink clinche, houwe nu houweel gaf houe, schenker eschenchon en eschanchon, lansknecht lansquenet, schip gaf esquif, kwae jongen coiôn, schets of skyze (HD. Skizze) gaf esquisse, (ge) spillen gaspiller, strengelen gaf estrangler, toen étrangler, uitdooven étouffer, sluize écluse, gestoof gâteau (gasteau), verkeerbord of verkeerspel (jeu de conversation) gaf het nu in onbruik geraakte verquier, wijnverlater gaf ferlateur en frelateur de vin, vracht gaf frêt, klapoor clabaut (een hond met hangende ooren) eiderdons édredon bolwerk boulevard. Deze reeks kan nog met de volgende woorden vermeerderd worden: birambrot van bier en brood, burgrave en burgraviat van burggraaf, colza van
koolzaad, coutre van kouter, mannette van mandje, panier van paander, truelle van truffel, vindasse van windas. In de omstreken van Lille bezigt men des averlecques voor restjes of kliekjes van een maaltijd, van averlek (Het eerste gedeelte aver komt voor in de samengestelde oud-Nederlandsche woorden aavergeloove, bijgeloof (Hd. Aberglaube) averwijs, dom en onverstandig, averechts, avername, bijnaam of spotnaam.) Men spreekt daar van la bancloque, de openbare stadsklok, die aan de geheele gemeente behoort (banklok), van een boucancouque voor
| |
| |
een pannekoek van boekweitenmeel (boekende meel), van des bonques, knikkers en stuiters van ons bonke, bonket, van espiringue voor spiering. Het Fransche attraper komt van het Hollandsch of Vlaamsch trape, dat een val beduidt, bestaande uit vier steenen, gedekt door een op een dun stokje wankel staanden vijfden steen. Ook wij gebruiken het woord attrapeeren in velerlei beteekenissen. Zelfs bij Spieghel komt het voor (Hertspieghel.)
Zo u heilgericheid en weetzucht niet vast slaapt,
Betovert en verrokt, door errefzond betraapt.
Krijg en strijd worden soms als synoniemen beschouwd. Dat er geen klein verschil tusschen beide woorden bestaat, moge blijken uit den volgenden zin: ‘In het Oosten is de krijg tusschen Rusland en Turkije begonnen, doch tot een beslissenden strijd (gevecht en dus krijg voor oorlog in 't algemeen) is het nog niet gekomen. - Dat de beide woorden soms een geheel verschillenden zin kunnen hebben, zoo zelfs, dat men het eene woord gebruiken kan, terwijl er van het andere geen sprake kan zijn, wie zal 't betwijfelen?
Verder worden eenige beschouwingen over den oorsprong van sommige eigennamen ten beste gegeven.
Melissant zou zijn naam danken aan een (hypothetischen) grondeigenaar, die aan zijne zonen Dirk en Melis zijne landerijen naliet, vanwaar Dirksland en Melisland (Melissant). Si non è vero è ben (?) trovato.
Alphen a/R., oorspronkelijk (tijdens de Romeinen) Alibinia, later Alfna, Alfena, moet voortaan volgens besluit van den gemeenteraad van 3 Maart '83 Alfen geschreven worden. Het Noordbrabantsche Alphen (bij Breda) heette oudtijds Alfheim.
Mei in plaatsnamen. Het dorp Made bij Geertruidenberg heeft den eenvoudigsten vorm van het oude woord (= weide) bewaard. Veelal werd dit made verbasterd in mei en meede (Milmeien = middelweiden, bij Ochten, Meede in Groningen.)
Azewijn (bij Zeddam) en Herwijnen van wijn - wedde (OHD. winjan, pascere.)
Amerzode voor Ammers ode. - Ammers is een Germaansche mansnaam, die o.a. voorkomt in Amerongen Ammersum (Ammers heim) - Ode (HD. Ode) beteekent een woeste, onbebouwde plaats en komt voor in Poederoijen Wodenoijen, in St. Josse-te-Noode (bij Brussel) en leeft nog afzonderlijk voort in Ooy bij Nijmegen en Oyen in Noord-Brabant.
Deventer beduidt volgens een inzender ‘bij den veenboom’ (De-ven-tere); de plaatsnamen Appeltern, Apeldoren enz. alsmede de nabijheid van Zutfen (Zuidveen) bevestigen hem in zijn vermoeden.
Elst wordt ondersteld eene samentrekking te zijn van Elshout
| |
| |
(hout in de beteekenis van bosch, als in Haarlemmer-hout, Alkmaarder-h, Voorhout enz.
Zwaag, dat in zooveel plaatsnamen voorkomt, beduidt ‘Viehof, Weideplatz’, MHD. sweige.
De afkomst van bekaaid van Keije wordt opnieuw besproken.
Zou men, voordat daarmee verder gegaan wordt, eerst niet eens onderzoeken, wat dan de beteekenis van het voorvoegsel be wel zou zijn en of er nog meer woorden zijn, die met het genoemde overeenkomen? De opmerking, dat navorschers altijd iets van hunne gading zien, in een der laatste afleveringen, verdient wel de aandacht, en niet minder de belangrijke raad van Max Müller: ‘Sound has nothing to do with sound etymology.’
Dwaasheid toch moet het genoemd worden den bekenden ridder der Arthur romans te hulp te roepen ter verklaring van een woord, dat omtrent zichzelven reeds genoeg licht verspreidt. Wat is er tegen de afl. van begaden, toetakelen, vernielen, verwoesten (‘eene stad begaden’), dat begaeyen en bekadien (bekaaid) werd?
Blauwkous, bas-bleu, wordt ontleend aan het Engelsch en is de letterlijke vertaling van ‘blue-stocking’. De litterarische club van Lady Montague werd bezocht door de beroemdste geleerden van haren tijd, en van welke, Stilling Fleet, de gewoonte had blauwe kousen te dragen. In een brief van Miss Montague van het jaar 1757 wordt daarvan het eerst melding gemaakt. James Boswell (Life of Dr. Samuel Johnson) doet de benaming eerst sedert 1780 opkomen, toen de Engelsche gentlemen de gewoonte hadden hunne geletterde beschermelingen vroeg in den morgen ten hunnent te ontvangen. Kwijnde dan 't onderhoud bij afwezigheid van Sir Stilling Fleet, die goed redeneeren kon, dan zei men: ‘without that blue-stocking we are quite for nothing’. Verder wordt aangenomen, dat de benaming van heeren op dames overgebracht is, nadat Hannah More in 1786 een gedicht had vervaardigd: ‘The Bas-bleu or the conversation’. Langzamerhand werd het woord een schimpnaam, ter aanduiding van pedante vrouwen, die zich geleerdheid of letterkundige bekwaamheden inbeeldden. In dezen zin bezigen ook de Duitschers hun ‘Blaustrumpf’ de It. hun ‘calza turchina’ of azura of ook wel ‘letteratezza’ d.i. ‘una donna che si picca di letteratura, che fa la saccente.’
's Hage.
Bato.
|
|