Noord en Zuid. Jaargang 7
(1884)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVragen beantwoord.Vraag.Bestaat er geen mogelijkheid om door ‘Noord en Zuid’ eene verklaring te verkrijgen van de volgende uitdrukkingen?
H. J.S. | |||||||||||||||
Antwoord.
| |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Hoe moet 'k het aanleggen om kennis van het Middel-Nederlandsch te verkrijgen? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Het is uiterst moeilijk, zonder de hulp van een kundig onderwijzer het Middelnederlandsch degelijk te bestudeeren; de groote overeenkomst toch tusschen het Middelnederlandsch en onze tegenwoordige taal verleidt onophoudelijk tot vluchtig lezen; men begrijpt de zaak wel ‘zoo wat’, men kan den draad van het verhaal volgen en geeft zich dan niet voldoende rekenschap van buigings-vormen, afwijkingen van de hedendaagsche beteekenis, constructies enz., de dingen, die eene dergelijke studie juist zoo vruchtbaar kunnen maken. Daar komt nog bij, dat de hulpmiddelen, die wij bezitten om tot de kennis van het Middelnederlandsch te geraken, uiterst gering zijn; ik doel hier natuurlijk niet op uitgaven van teksten, maar op eene spraakkunst en een woordenboek. Een Middelnederlandsche grammatica, die ook slechts aan middelmatige eischen beantwoordt, bezitten wij nietGa naar voetnoot1); wel gaf de kundige Eelco Verwijs voor verscheidene jaren eene ‘Korte Midden-nederlandsche Spraakkunst’ in het licht (1867), maar deze draagt op verscheidene bladzijden de sporen van de overhaasting, waarmede zij vervaardigd werd. Verwijs schreef dan ook zelf, toen zijne grammatica in 't licht verscheen: ‘Helaas! dat ik ze niet de wijde wereld in kan zenden met het trotsch gevoel over het vaderschap, maar ze liever zou willen binnensmokkelen als een gewrocht, waarvoor de rechtsregel zou mogen gelden, dat ‘la recherche de la paternité est interdite.’ Hoe onvolledig het werk van Verwijs echter moge zijn, de eerstbeginnen- | |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
de kan er heel wat uit leeren. Een beknopt overzicht der Middelnederlandsche klank- en buigingsleer, gaf Ernst Martin op blz. 409 - 420 zijner uitgave van den Reinaert (Paderborn, 1874); het draagt den titel, ‘Grundzüge der mnl. Laut- und Formenlehre’ en kan alleen dienst bewijzen aan hem, die met de Duitsche taal goed bekend is. Een uitstekend Middelnederlandsch woordenboek wordt door Prof. Verdam samengesteld; eer het echter volledig is, zullen er nog verscheidene jaren moeten verloopen. Tot zoo lang kan men zich behelpen met A.C. Oudemans' ‘Bijdrage tot een Middel- en Oudnederlandsch Woordenboek (zeven deelen). Hem, die niet in de gelegenheid is les te nemen in het Middelnederlandsch, zou ik aanraden zich aan te schaffen ‘De Middelned. Dramatische Poëzie, ingeleid en toegelicht door Mr. H.E. Moltzer.’ Groningen, Wolters 1875. Van de bekende Bibliotheek van Middelnederl. Letterkunde bevat dit werk de aflev. 1, 3, 9, 13 en 16 Vergis ik mij niet, dan zijn alle afleveringen afzonderlijk verkrijgbaar; daarom kan men beginnen met zich de eerste aan te schaffen. Het geheele werk toch is vrij duur: f 1,50 kost iedere aflevering. In de ‘Dramatische Poëzie’ vindt men ieder moeilijk woord, iedere moeilijke uitdrukking onder aan de bladzijden volledig verklaard. Het komt er nu maar op aan, dat men zich van iederen ongewonen vorm rekenschap geeft; overal toch liggen voetangels en klemmen. Let men er b.v. niet op, dat de 2e en 3e naamval enkelv. van vele vrouwelijke woorden op -n eindigden (b.v. der vrouwen, der kercken, der natueren); dat sommige woorden in het meervoud denzelfden vorm hadden als in het enkelvoud; dat worden in het Mnl. werden luidde en vervoegd werd: werden, ward of word, worden, geworden; dat vele voorzetsels eene geheel andere beteekenis hadden dan thans; dat over 't algemeen in den loop der eeuwen zeer vele woorden hunne beteekenis gewijzigd hebben; dat de constructie in het Middelnederlandsch soms zindeelen in bepaalde be-betrekkingen tot elkaar kon brengen, welke betrekkingen wij nu alleen door middel van betrekkelijke voornaamwoorden, voegwoorden enz. kunnen uitdrukken; let men niet op deze en honderd andere dingen, dan loopt men gevaar telkens het spoor bijster te worden. Enkele hoofdstukken uit de Mnl. grammatica werden behandeld in de jaargangen van den Taalgids, den Taal- en Letterbode, de Taalkundige Bijdragen en het Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Waarom schrijft men bataljon, alleenstaande, anders dan in instructie-bataillon?
K. a Z. H.M. | |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
Antwoord.Het is niet gemakkelijk in alle geheimenissen der Nieuwe Spelling door te dringen; dat blijkt ook alweer uit de hierboven gestelde vraag. Wij zullen evenwel trachten tot eene oplossing te komen en na te gaan, wat de vaders der N. Sp. bewogen heeft zich ook hier aan eene schijnbare inconsequentie schuldig te maken. In het Leerboek der Nederlandsche spelling door Dr. L.A. te Winkel lezen wij (§ 601): ‘Bastaardwoorden..... worden op de oorspronkelijke wijze geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd is gebleven. Waar deze echter gewijzigd is, en de oorspronkelijke spelling tot eene ongewone uitspraak aanleiding geven zou, wordt de spelling in zooverre op Nederlandsche wijze veranderd.’ Deze laatste regel wordt nader toegelicht (§ 619): ‘Uitdrukkingen, bepaaldelijk meer door hoogere standen gebezigd of betrekking hebbende op personen en verhoudingen, tot die standen behoorende; benamingen van voorwerpen van weelde; termen uitsluitend gebruikelijk in wetenschappen, of in kunsten en beroepen, die eene wetenschappelijke voorbereiding vereischen, worden geschreven overeenkomstig de boven opgegeven regels. Benamingen daarentegen van alledaagsche voorwerpen, uitdrukkingen van denkbeelden, onder alle standen gangbaar, namen van zaken, voorkomende in ambachten en beroepen, door minkundigen uitgeoefend, worden, zooveel de uitspraak het toelaat, op Nederlandsche wijze geschreven.’ Nu wordt de zaak duidelijk. Het verschil in spelling tusschen instructie-bataillon en bataljon is eene reclame voor de bekende Kamper onderofficieren- (en officieren-) kweekerij. Het instructie-bataillon toch is 1o. een toevluchtsoord voor vele zonen uit hoogere standen; 2o. volgens sommige onwetenden een voorwerp van weelde; 3o. eene inrichting, welke eene wetenschappelijke voorbereiding vereischt van elk, die haar bezoekt (denkt aan 't examen!!). Natuurlijk heeft het instructie-bataillon dus aanspraak op eene spelling met aill. Een gewoon bataljon kan die rechten niet doen gelden en moet zich met alj tevreden stellen, want het is 1o. een alledaagsch voorwerp; 2o. neemt men in alle standen het woord bataljon in den mond, en 3o. heeft het betrekking op een beroep, door min-, ja somwijlen door onkundigen uitgeoefend. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Waarom wordt de t in natie uitgesproken als ts, hoewel zij in 't Fransche nation als s klinkt?
K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||
Antwoord.Wij hebben het woord natie niet ontleend aan het Fransche nation, maar aan het Latijnsche natio, dat na-tsi-o wordt uitgesproken. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Welk onderscheid is er tusschen insolvent en failliet; clericalen en ultramontanen; faam, mare en gerucht; tijding en bericht; ligue, unie, verbond en alliantie?
K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Het verschil tusschen insolvent en failliet berust hoofdzakelijk hierop, dat een koopman, eene zaak, eene vennootschap failliet kunnen gaan, terwijl particulieren, die hunne schulden niet vermogen te betalen, insolvent worden verklaard. Bij faillietverklaring wordt de bewuste zaak of het vennootschap opgeheven. Een vorst, die te veel heeft verteert, kan daarentegen wel insolvent, maar niet failliet verklaard worden. Clericalen zijn in 't algemeen allen, die de partij der geestelijkheid toegedaan zijn; in de politiek noemt men hèn clericalen, die de kerk boven den staat stellen. Men heeft dus zoowel Katholieke als verschillende soorten van Protestantsche clericalen. Ultramontanen zijn de voorstanders eener onbeperkte macht der Katholieke kerk en de verdedigers van de onfeilbaarheid van den Paus. De Ultramontanen behooren derhalve alle tot de clericale partij; vele clericalen echter (alle Protestantsche clericalen o.a.) zijn heftige bestrijders van het Ultramontanisme. De Faam (Fama) was bij de Romeinen eene Godin, die de groote daden der helden uitbazuinde; in die beteekenis komt het woord nog tegenwoordig dikwijls voor; verder beteekent het ‘naam’ ‘te goeder naam en faam bekend staan.’ Mare heeft met gerucht veel overeenkomst. Tegenwoordig wordt mare echter hoogst zelden in 't dagelijksch leven gebruikt, maar veel in poëzie en in dichterlijk proza; meestal verstaat men onder mare eene tijding, die van verre komt. Gerucht onderscheidt zich nog van mare in dit opzicht, dat gerucht eene tijding aanduidt, die even goed waar als onwaar kan zijn. Voorbeelden: ‘“Bij 't leger, dat voor Piza's wallen
Verzameld stond, had hij zich aangeboôn,
En 't zwaard deed hem met eere vallen,”
Naar 't zeggen van de faam.’
(Staring).
| |||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||
‘Toen verspreidde zich de droeve mare, dat de geliefde vorst in den vreemde was verscheiden.’ ‘Maar onder hen, die 't voorval hoorden,
Had niemand scherper oor, dan hij, van wien 't gerucht
Geen waarheid sprak....’
(Staring).
Tijding en Bericht. ‘Ik heb tijding van mijn broeder in Indië gehad,’ beteekent: ik heb het een en ander van mijn broeder in Indië vernomen; of mijn broeder zelf mij die tijding heeft toegezonden, of dat een ander mij over hem geschreven heeft, wordt in 't midden gelaten. ‘Ik heb bericht van mijn broeder in Indië,’ wil zeggen: mijn broeder zelf heeft mij 't een en ander laten weten. ‘De tijding van zijn dood gewerd mij door een bericht van zijn oom.’ Ligue, unie, verbond en alliantie. Een verbond is in 't algemeen een verdrag, dat den deelnemers zekere verplichtingen oplegt. In den regel spreekt men daar van een verbond, waar de deelnemers niet dezelfde belangen hebben, en dus van twee of meer partijen sprake is, die zich wel tot eenzelfde doel samen verbinden, maar onder verschillende verplichtingen. Eene unie is eene vereeniging, wier leden dezelfde belangen wenschen te behartigen en zich hebben verbonden om hun gemeenschappelijk doel beter te kunnen bereiken. Een verbond wordt gesloten door verschillende partijen, eene unie door geestverwanten. Eene alliantie is een verbond tusschen twee of meer staten. Ligue of liga beteekent nagenoeg hetzelfde als alliantie; men denkt echter bij het woord ligue, daar het niet in zoo algemeene beteekenis als alliantie gebruikt wordt, aan een bepaald verbond: namelijk aan dat der Katholieken tegen Hendrik III (1576) of aan het eedgenoodschap der Katholieke vorsten tegen de Protestanten in 1610. Uit het voorgaande blijkt, dat men in sommige gevallen even goed van een verbond als b.v. eene alliantie kan spreken. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Van Dale zegt, dat de Hydra van Lerna 9, 50 of 100 hoofden had. Weet men dan niet nauwkeurig, hoeveel zij er had?
K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Het aantal koppen der Hydra wordt door Grieksche schrijver ver- | |||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||
schillend opgegeven. Volgens Apollodorus had zij er negen, volgens Pausanias evenwel vijftig of honderd. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Zegt men: ‘deelgenoot aan’, of ‘- van’? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Deelgenoot van. B.v. ‘Hij maakte mij deelgenoot van (niet: aan) zijn geheim. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Moet men, over eene les sprekende, zeggen: ‘ik heb hem gelezen’, of ‘- haar gelezen’? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.In de beschaafde spreektaal zal men nooit anders hooren dan ‘ik heb hem gelezen’; in de spreektaal toch maakt men geen onderscheid meer tusschen mannelijk en vrouwelijk geslacht, uitgezonderd in het enkelvoud der persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden, voor zoover deze werkelijk op personen (menschen) betrekking hebben. Voorbeelden uit de spreektaal: Heb je mijn zuster ook gezien? Ik heb haar nergens gezien, maar hier ligt haar hoed. - De tafel staat weer op zijn plaats. Die koe heeft zijn poot gebroken. - Heb je die man ook gezien? enz. enz. Wil men dus natuurlijk spreken, dan zal men ook van eene les vragen: ‘Heb je hem wel goed geleerd?’ Alleen wanneer men eene redevoering houdt, is men veelal gewoon boekentaal te spreken en zal men b.v. zeggen: ‘Ik verzoek de vergadering mij een oogenblik hare aandacht te willen schenken.’ G. Lgz. | |||||||||||||||
Vraag.Welk onderscheid is er tusschen voor zooverre en in zooverre? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Het onderscheid tusschen de bovengenoemde uitdrukkingen ligt niet in de beteekenis, maar in het gebruik. Gewoonlijk toch slaat voor zooverre op iets wat nog genoemd moet worden, terwijl in zooverre ziet op een gezegde, dat reeds geuit is. B.v. ‘Voor zoover ik hem ken, kan ik niet anders dan gunstig over hem oordeelen.’ - ‘In den dagelijkschen omgang is hij een gezellig mensch; in zoover ben ik het geheel met u eens.’ G. Lzg. | |||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||
Vraag.‘Er is onderscheid tusschen jong en jeugdig, het eene...., het andere....’ Ziet het eene op jong of op jeugdig? | |||||||||||||||
Antwoord.Het eene moet zien op jong. Hoe is de s in van zins te verklaren? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.De meeste bijwoorden zijn uit bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden ontstaan en wel zeer dikwijls uit zoogenaamde absolute genitieven (d.z. genitieven, die de eene of andere bepaling uitdrukken, maar eigenlijk buiten het zinsverband staan). Vandaar dat vele bijwoorden en bijwoordelijke uitdrukkingen, zooals des daags, spoorslags, barrevoets, geenszins, mijns inziens; anders, straks, doorgaans enz. op eene -s (het teeken van den tweeden naamval mannel. enkelv.) eindigen. Toen men die genitiefvormen niet meer begreep, scheen het, of die -s een eigenaardig kenmerk der adverbia was en men plaatste derhalve die -s vaak achter bijwoorden en bijwoordelijke uitdrukkingen, waarachter ze volstrekt niet hoorde, b.v. thans, nochtans, heels-huids, dikwijls, voorshands, ondershands. Deze zelfde adverbiale -s is het, die men in de uitdrukking van zins aantreft. Vroeger zeide men van zinne of van zin. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Welk onderscheid is er tusschen spraakleer en spraakkunst; speer en spies? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Spraakleer en spraakkunst worden gewoonlijk door elkaar gebruikt, zonder verschil van beteekenis. Wil men evenwel een onderscheid maken, dan zou men onder spraakkunst datgene moeten verstaan, wat ons de kunst van goed te schrijven en te spreken leert; met andere woorden eene grammatica, die ons de taal practisch leert gebruiken. Spraakleer daarentegen is dan de wetenschap, die zich bezig houdt met het beantwoorden der vragen naar den oorsprong en de ontwikkeling eener taal. Met een speer wordt geworpen, met een spies gestoken. Dikwijls verwart men beide woorden, vooral in poëzie. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Hoe verklaart men: het heilige der heiligen? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||
Antwoord.Der heiligen is de tweede naamval meervoud van het onz. substant: het heilige, dat de heiligheid beteekent. Vergis ik mij niet, dan komt in den Bijbel ook ergens de uitdrukking ‘het heilige der heiligheden’ naast ‘het heilige der heiligen’ voor. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Moet men zeggen: ‘al dan niet’ of ‘al of niet’? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Men kan beide uitdrukkingen bezigen. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Is bij uitsluiting en uitsluitend hetzelfde? (Naar aanleiding van dezen zin: ‘Bij uitsluiting werd de leer verkondigd, dat Griekenland de wieg en de bakermat der Grieken is geweest.’ Wynne I, bl. 55). K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Bij uitsluiting heeft niet volkomen dezelfde kracht als uitsluitend. Het eerste beteekent meer ‘bij voorkeur’, ‘nagenoeg alleen’, terwijl het tweede ‘volstrekt alleen’ beteekent. Heeft Wynne dus willen zeggen, dat nagenoeg de eenige leer, die verkondigd werd, deze was, dat Griekenland de wieg en bakermat der Grieken is geweest, dan is de zin goed. Was echter de bedoeling van den schrijver; de leer werd verkondigd, dat nagenoeg alleen Griekenland de wieg der Grieken is geweest, dan heeft hij een stijlfout gemaakt door bij uitsluiting op eene verkeerde plaats te zetten. De zin had dan moeten luiden: ‘De leer werd verkondigd, dat bij uitsluiting (liever “uitsluitend”) Griekenland de wieg’ enz. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Is er onderscheid tusschen: ‘toezending van goederen tot verkoop’, en ‘- ten verkoop’? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
Antwoord.Neen. Ten verkoop = te den verkoop = tot den verkoop. G. Lzg. | |||||||||||||||
Vraag.Waarom is liqueur mannelijk (in 't Fransch vrouwelijk), en likeur vrouwelijk? K. a. Z. H.M. | |||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||
Antwoord.Omdat men liqueur beschouwt als te zijn verbasterd uit het Latijnsche woord liquor (vloeistof, vocht), dat mannelijk is en likeur uit het vrouwel. Fransche liqueur. Dat men zich niet altijd aan deze meening gehouden heeft, blijkt b.v. uit Kramers' Vreemdewoordentolk, waarin liqueur en likeur beide uit het Fransch herkomstig worden genoemd en dan ook als vrouwelijk vermeld staan. G. Lzg. |
|