Woorden en uitdrukkingen in Zuid-Nederland.
(Zie VI. 105-9.)
Het is eene waarheid, dat onze Vlaamsche schrijvers, soms woorden en uitdrukkingen bezigen, die bij de Hollanders eene geheel andere beteekenis hebben. Gedeeltelijk waar is het ook, dat, voor de eenheid der taal, het te wenschen ware, dat de Vlamingen sommige woordbeteekenissen der Hollanders overnamen. Doch dan mochten deze, bij gene, nu en dan ook een lesje komen nemen, want overbekend is het, dat de Noord-Nederlanders, schatrijk zijn aan bastaardwoorden en vreemde uitdrukkingen, terwijl de Zuid-Nederlanders daar bij maar rentenierkens zijn.
Het verwondert mij nochtans, dat in Noord-Nederland: prijzen, wetsprijzers, enz., vreemd zijn, en taxeeren, taxateurs, enz. er burgerrecht verkregen hebben.
Prijzen en schatten (van dezelve beteekenis) zijn hier overbekend. Mej. Loveling is echter in dwaling, als zij het woord prijzing (= het waardeeren) gebruikt. Prijzing is onbekend en bestaat voorzeker niet. Het juiste woord is prijzij (oudtijds prijsie). De dichter Ledeganck in zijn vertaald burgerlijk wetboek schrijft het zoo; insgelijks Van Assche in een ‘handboek voor den Notaris’: zoo ook prof. Heremans van Gent. Daarbij is, in de gemeenzame taal pryzy (ie-klank) een alledaagsch woord.
De abt Olinger, in zijn woordenboek (oude spelling) heeft: prijzéren, prijzéring, prijzeerder, enz. in den zin van waardeeren, schatten. Deze woorden worden nooit gebruikt. Prijzen (prees, geprezen), prijzing, beteekent bij hem: hoogachten, loven.
Oudenburg.
V. Montmorency.