Blz. |
Regel |
|
51 |
2 v.b. |
Prikkelstoeltje = tafelstoel voor kinderen. |
52 |
7 v.o. |
Behanger is geen Vlaamsch. Men zegt bejianger. |
54 |
9 v.b. |
Vertrekt gij ook met den eersten trein, is geen Vlaamsch; men zegt in Gent en omstreken konvooi. |
54 |
11 v.b. |
Overbrengen = doorbrengen, Fr. passer. |
56 |
10 v.b. |
Tijdstip der compositiën = Gedeelte van het examen voor den overgang der verschillende klassen in eene school voor middelbaar onderwijs. |
57 |
9 v.b. |
Schommel. Ik durf niet beslissen, of dit woord in Vlaanderen gebruikt wordt; 't meest bekende in 't noorden van Vlaanderen, ook in een deel van Zeeland, is touter. |
57 |
14 v.o. |
Gepluimd = geplunderd; van pluimen = eene kip de vederen uittrekken. |
57 |
7 v.o. |
Kollebloemen = klaprozen. |
59 |
6 v.b. |
Dit deed hij nog al ondertusschen den Vrijdag = dit deed hij dikwijls op Vrijdag. |
60 |
19 v.b. |
Koperen kasserolen en schijven = koperen braadpannen en deksels. |
62 |
13 v.o. |
Als men heele dagen aan de standen met de vette maten bestellen moet = geheele dagen aan de oliekuipen met vette maten bestellingen meten. |
63 |
6 v.b. |
Hesp = ham. |
63 |
8 v.b. |
Gedroogde schur = gedroogde schol, die in Vlaanderen den naam van platen draagt. |
63 |
15 v.b. |
Kook eenen moor eieren. Moor is de ketel, waarin boven gewoon haardvuur 't water gekookt wordt. In de Meierij ook in gebruik. |
66 |
3 v.b. |
Kraaienbliek = kleine witvisch. |
67 |
11 v.b. |
Het stof lag op zijn pinkharen = op zijne wimpers. |
67 |
19 v.b. |
Ketserskar = molenkar; weinig bekend. |
67 |
15 v.o. |
Hij dronk gaarne eenen druppel = borrel. |
67 |
7 v.o. |
Met den bal blijven spelen. Slecht uitgedrukt; moet zijn: bleven bollen. Een eigenaardig Vlaamsch spel met bolvormige schijven. |
67 |
2 v.o. |
Hoe de stiel verslecht = het bedrijf achteruitgaat. |
68 |
2 v.b. |
Hinkpot = hinkelbaan. |
68 |
14 v.o. |
Achtergelend = achterdeel des lichaams; fr. croupe. La croupe se recourbe en replis tortueux (Racine). |
69 |
19 v.b. |
Blinde kale = blindemannetje. |
69 |
6. v.o. |
Louis, die de felste was. Een kind is fel, wanneer het levenslustig is, maar 't woord fel wordt ook gebruikt in de beteekenis van uitmuntend: Hij leert fel; hij is een felle werkman. |
71 |
9 v.o. |
Driesch = weide. Van Dale geeft dit woord op als |