stelt iets voor de oogen zijns geestes) en een begrip (van ‘begrijpen’ in den zin van ‘omvatten’); hij weet, wat herinnering, herkenning, verbeelding, bewustzijn, zelfbewustzijn (bewust in verband met weten) is; de taal heeft hem geleerd, wat een wil en wat een besluit is; dat er onderscheid bestaat tusschen bezorgdheid, vrees, angst, schrik, ontsteltenis, radeloosheid, wanhoop; de taal heeft hem verschillende hartstochten leeren kennen, naast de beteekenis van zedelijkheid en karakter.
Dit alles (en nog héél wat meer) leert ons de taal, en het is ongetwijfeld waar, dat iemand, die goed bekend is met de beteekenis en de kracht van woorden als de hierboven opgenoemde, eene niet geringe psychologische kennis moet bezitten. Dat taalkennis veelal (niet altijd!) helpen kan om ons het eigenaardige van een begrip duidelijk te maken, kunnen de meeste reeds aangevoerde voorbeelden getuigen. Wie weet, dat angst in verband staat met ons bijv. nmw. eng en dat het werkwoord schrikken oudtijds springen beteekende, zal zich het kenmerkende van angst en schrik beter kunnen voorstellen, dan hij, die met de etymologie dier woorden onbekend is.
Het zal dus wel geen nader betoog behoeven, dat de taal den psycholoog niet alleen opmerkzaam maakt op vele begrippen, die anders misschien aan zijne aandacht zouden ontsnappen, maar dat zij in onderscheidene gevallen ook begrippen verklaart.
In hoeverre is des dichters uitspraak onjuist?
De psychologie houdt zich niet uitsluitend bezig met het onderzoeken van de verschillende denkbeelden, gevoelens, hartstochten enz., die men in 's menschen ziel aantreft. Zij stelt ook vragen als de volgende: Wat is denken? Hoe vormen zich begrippen? Hoe ontstaan oordeelen? Hoe ontstaat de voorstelling van het Ik? Hoe schoonheidsgevoel? Hoe bestrijdt men zijne hartstochten? enz. enz. Wil men op deze vragen antwoord geven, dan zal men vruchteloos de hulp der taal inroepen. De psychologen, die hier en daar licht hebben ontstoken in deze duisternis, zijn dan ook verheven boven den naam ‘nakomers,’ dien Beets hun in zijne ondeugende scherts naar het hoofd slingert.
G. Lzg.