Volksvertreder.
In den slotzang van Da Costa's 1648 en 1848’ leest men:
‘Legioenen volksvertreders zijn gewapend opgestaan.’ Vertreden is vertrappen; beteekent dus ‘volksvertreders’ volksvertrappers, menschen die het volk vertrappen? Kiest derhalve Da Costa partij voor het volk tegen de vorsten? Maar dat kan niet; dat strijdt met den inhoud van het gedicht. Of wil hij soms zeggen, dat het volk misleid is geworden door eenige opruiers, die onder de leus ‘gelijkheid van nature en oppermacht van 't volk’ de blinde menigte willen vertreden of vertrappen? De Dichter toch is ook begaan met het lot van het volk: zeeplassen van ellende ontwaart de Maatschappij ter zijde van het spoor, waarlangs de wagen der Ontwikkeling en Verlichting rent; ‘gemor bij d'arbeid die geen brood geeft, jokdierbanden geworpen om den hals van vrijen, waar de wanden van hitte blaakren dag en nacht, en eeuwge rook de steden zwart verwt, en de ziel verstikt in smook.’ En in het bovengenoemde gedicht zelf lezen we, dat ook de Christen:
gaat voor het volksheil uit naar beetring, naar hervormen,
ja zoekt, te midden juist van dezer tijden stormen,
de stem te erkennen van behoefte, waarheên, recht.
Zij voor dien eisch aan de eeuw zijn bijstand niet ontzegd?
Of is het woord volksvertreder soms een germanisme, en moeten wij het opvatten in den zin van ‘volksvertegenwoordiger’?
P.