Een brief uit Zuid-Afrika.
Stellenbosch, Kaap-Kolonie, 30 Sept. 1882.
Den Redacteur van ‘Noord en Zuid.’
Mijnheer!
Ofschoon 't volgende juist geen rechtstreeksche bijdrage is tot bevordering van de kennis der Nederlandsche taal, meen ik toch dat het, langs anderen weg 't zelfde beoogende als uw zoo belangrijk tijdschrift, daarin niet misplaatst zal zijn, en verzoek U daarom vriendelijk, 't in een uwer Nommers op te nemen.
In 't Volksblad van heden komt een artikel voor dat, hoe pijnlijk het ook een Nederlandsch-gezind hart moge aandoen, den dank verdient van ieder wien 't Neerlandsch bloed nog onverbasterd in de aderen vloeit, of die, zij hij al dan niet een Nederlander, de Ned. taal om haarzelve lief heeft.
Hier volgt een letterlijk afschrift:
‘Terwijl de Holl. bladen hier in de Kaapstad hun uiterste best doen om zooveel mogelijk voor de verschillende Engelsche uitdrukkingen Hollandsche benamingen te vinden, schijnt men in Holland, wellicht gemakshalve, de Engelsche woorden onveranderd over te nemen. Men spreekt in 't Handelsblad, in eene advertentie over wedloopen, van den Judge, den Clerk of the Course en den Clerk of the Scales, den Starter, den Stakeholder, enz.
Tachtig jaar geleden zou men Fransch gebruikt hebben. Later ging er terecht een kreet op van verontwaardiging, dat men de taal zoo verbasterde, en 't is hoog tijd, dat de beminnaars der Holl. taal weer hun stem eens laten hooren. Wij zagen onlangs in een hoofdartikel in een Holl. blad 't woord interview gebruikt en dàt nog wel verbogen: geïnterviewd.
Dàt is al te erg, en als Dr. Hahn het zag, zou hij zeker uitroepen: zieje wel, hoe ellendig arm dat Hollandsch is; ze nemen alles over van vreemden!
Een ander woord dat wij herhaaldelijk in Holl. bladen aantreffen is catapult, dat wij hier een schietertje of rekker noemen, uitdrukkingen die veel verstaanbaarder zijn en meer op Hollandsch gelijken.’
Wat wil men in Holland toch eigenlijk met dit laffe napraten van vreemden? Heeft de 18e eeuw den Nederlanders op 't punt van na-aperij niet genoeg geleerd? Is de familie Feitama nog niet uitgestorven? Heeft de Ned. natie dan niet zooveel oorspronkelijkheid en geestkracht meer, dat zij, de een of andere zaak van hare buren overnemende, zich die zaak niet zóó kan toeëigenen, niet zóó zeer naar eigen aard en omstandigheden inrichten, dat zij er haar eigen stempel op drukt, of er althans een eigen naam aan