Poot = Voorhoofd.
(Zie bl. 363, jaargang V.)
Het woord poot is in der daad in sommige streken van noordelijk Noord-Holland in gebruik; echter niet in de beteekenis van ‘hoofd,’ zoo als ter aangehaalde plaatse beweerd wordt, maar in die van ‘voorhoofd’. Het is een verbastering van het oudfriesche woord porta = voorhoofd. De Friezen spreken de r, en de l, in vele woorden niet, of althans zeer flauw uit. volkomen als de Engelschen. Zoo wordt ook porta in hun mond tot poatta, poatte, potte, poat, poot. In de zeventiende eeuw schijnt dit oude woord in Friesland nog in volle gebruik geweest te zijn. Gysbert Japicx gebruikt het een en ander maal in zijne gedichten; b.v. ‘Litt' schânn'-schamm'-rea d' holl'-portt' oertjean’, en ‘Dat syn porte 't rea scheamte-teken noag sjean liet’ (G.J. Friesche Rijmlerye, dl. I, bl. 202 en dl. II, bl. 71.) Nog in deze eeuw was het woord porte of potte = voorhoofd, te Workum in gebruik (Algemeen nederduitsch en friesch dialection, dl. I, bl. 440). Een Workumer vertelt mij dat dit woord daar nu uitgestorven is; slechts oude lieden kennen er nog de beteekenis van. Zooveel te merkwaardiger dat poot nog tot heden toe in gebruik bleef, in 't oude West-Friesland bewesten Flie, terwijl het beoosten Flie reeds uit de friesche volkstaal verdwenen is.
Het woord voorpoot, dat is voor-voorhoofd, 't welk A.J. aanvoert, bewijst dat men de eigenlijke beteekenis van poot, porta niet meer kent. Maar achter het woord pootijzer = oorijzer, moet ik een groot vraagteeken plaatsen. Want het oorijzer, en bepaaldelijk het noordhollandsche, sluit juist niet om het voorhoofd, maar als een beugel om 't achterhoofd. Hier zal wel een verwarring zijn met de gouden of juweelen naald, die bij 't noordhollandsche kapsel dwars over 't voorhoofd gedragen wordt, en dien ten gevolge, bepaaldelijk o.a. te Andijk, tusschen Enkhuizen en Medemblik, pootheerneeld (voorhoofd-haarnaald) heet. Een passende benaming. Elders noemt men dit versiersel voorhaarnaald of enkel voornaald, ter onderscheiding der zijnaalden. De Friezinnen beoosten Flie, die geen zijnaalden, maar wel (mutse-) spelden en zoogenoemde fearen, fjerren, veêren, dragen, noemen het enkel nidle (spreek nulle) naald.
De in Noord-Holland zoogenoemde boeken (in Friesland knoppen, in Groningerland stiften, op Zuid-Beverland stikken) van de oorijzers, dragen in Noord Holland ook wel den naam van pooten, omdat men de oorijzers daar op laat staan of rusten, als men ze op tafel zet. Dit woord poot, dat met poot, porta = voorhoofd niets te maken heeft, en het gewone algemeen nederlandsche woord poot = been, voet, is, kan ook tot de verwarring van pootijzer, oorijzer, aanleiding gegeven hebben.
Haarlem.
JOHAN WINKLER.