Geloofsbrieven.
Het zij mij vergund aangaande dit woord eene bescheiden vraag te doen. Moet men aannemen, dat in bovengenoemde samenstelling in de opvatting van geloof verruiming van begrip heeft plaats gehad of het tegendeel? Is de eerste beteekenis van geloof niet ‘vertrouwen, dat iemand of iets verdient’, met één woord ‘crediet’ (gelooven = credere)?
‘Daer hi meerre geloof op droech’, lees ik reeds in Reinaert II, 5979. En hier heeft geloof geheel den zin van ons crediet. In Amsterdam bestaat nog een winkel met het opschrift: ‘Van ouds 't geloof’.
Zou nu in geloofsbrieven, die opvatting niet bewaard zijn gebleven, en dit woord niet beteekenen ‘crediet-brieven’, d.i. brieven, die bewijzen, dat iemand voldoet aan de eischen, die gesteld worden’? Kreeg niet later geloof de speciale opvatting van ‘godsdienstige overtuiging’?
Geloof in onze moderne opvatting was oudtijds wet.