an: ambactus apud Ennium lingua gallica servus appellatur. Bei dem frühen Auftreten des gall.= lat. Wortes kann es nicht auffallen, daß die roman. Sprachen aus dem Bulgärlat. eine lat. Ableitung von ambactus mit der Bedeutung ‘Gesandtschaft’ ererbten, vgl. ital. ambasciata und frz. ambassade; f. Ammann.
Ter vergelijking volge hier, wat Terwen zegt aangaande ambt en aanbeeld.
Ambacht, znw. O. - en; angels. ambeht, embiht, ambyht, ymbeht; goth. andbahtei; oudd. ampaht, ambaht, ambet; ijsl. embaeti, dienst; zw. ambete; deen, embede. Het woord komt van eenen wortel am, om, die volgens de zamensluiting der lippen, het zamen zijn, het zamen houden, de verbinding te kennen geeft, waartoe ook zaam, verzamelen, enz. behoort. (Z. zaam). Acht, iht of ede is slechts een uitgang. Het is dus eigenlijk verbinding, verzameling, dat gene, waartoe men verbonden is, pligt, dienst, dienaar, bestuur. Hiervan kwam het goth. andbahts, een dienaar, vasal, verlatijnscht, ambactus. Volg. weil. komt het van achten, (acht geven) en het celtische amb, om, rondom. Volgens schwenk van and, ons ont en het goth. bahtjan, bieden, in gebieden, dienen.
Ambt, znw. O. - n; zamen getrokken uit ambacht door de zachte uitspraak van den uitgang iht, ede; deen., hoogd. zw. amt.
apostel-, bisschops-, rijks-, schout-, eer-, predik-, ambteloos, bijv. n. en bijw. amteloosheid, V.
ambtenaar, znw. M. - s, - en.
beambte, znw. M. en V. - n. Eigenlijk het verleden deelw. van het ww. beambten, iemand een ambt geven, dat niet in gebruik is.
ambassadeur, znw. M. - s; fr. ambassadeur; it. ambasciatore; sp. embazador; Van het middeleeuwsch latijnsche ambasciator, hetwelk van ambacht gevormd werd; oorspronkelijk geeft het dus een dienaar te kennen. ambassade, V.
Aanbeeld, znw. O. - en; [aembaeld]; eng. anvil; angels. anfilt; neders. ambolt; van aan en fillen, billen, balten, slaan, kloppen, en dus met bijl van denzelfden oorsprong. Zoo komt het lat. incus van in en cudere, slaan, en op gelijke wijze het hoogd. ambosz, oudd. anapoz, middelh. anpos van an en boszen, botzen, botten, batten, slaan (Z. bot.)
Vergelijken we nu Terwen met Kluge en vooral met het Woordenboek dan zien we, hoe de eerstgenoemde eene reeks woorden in verschillende talen opgeeft, zonder eenige historische volgorde. Met ambacht komen niet minder van vier ags. woorden overeen, daarna drie ohd. maar zonderling genoeg, is er geen sprake van den vorm, die het woord voor weinige eeuwen had, in het mnl. Alsof dat niet