| |
| |
| |
Verbetering van Cacographieën uit gedrukte stukkenGa naar voetnoot1).
1. | Zijn oogen flikkerden zoo ondeugend van onder zijn borstelige wenkbrauwen, terwijl men duidelijk bemerkte dat zijn booze bui gezakt was, dat ook Marie haar boosheid bijna geheel voelde verdwijnen. |
2. | Voordat zij door de opening verdween, wierp zij een angstigen blik naar de vensters van het huis; maar alle blinden waren nog gesloten, niemand was ontwaakt. |
3. | Mooie vrouwen, of zij die zich verbeelden het te zijn, kan ik niet uitstaan. |
4. | ‘Ik heb een dikken huid, waarde dame, en kan gerust een stootje verdragen;’ zeide hij in zijn schik. ‘Greneer u niet! 't Doet mij bepaald genoegen als ik tot bliksemafleider bij huiselijke onaangenaamheden kan dienen.’ |
5. | - O, mama! smeekte Lina. |
6. | - Je moest al lang in bed zijn knorde hare moeder; wat zie je er ontdaan uit. Kom, ga er nu gauw in. |
7. | ‘'t Zijn niet alleen schoone vrouwen die aanspraak op achting maken, mijnheer Fraser,’ mengde Margot zich in het gesprek. ‘Iedere vrouw heeft recht die van een beschaafden man te eischen.’ |
8. | ‘Zijt ge er weder op de eene of andere manier aan herinnerd dat ge voogd over een rijke erfgename en bovendien oom eener jonge schoonheid zijt!’ |
9. | Trouwt zij niet, dan moet zij zich onder alle omstandigheden onbevredigd en een nutteloos meubel gevoelen. |
10. | Een oogenblik scheen het alsof Marie zich weder warm wilde maken; met een eigenaardige trotsche en tevens bevallige beweging richtte zij het hoofd omhoog. |
11. | Toen zij naar den gast keek en hem onwillekeurig in de oogen zag, die uitdagend en spottend op haar gevestigd waren, bedwong zij haar ontstemming. |
12. | ‘Ik wil niet met u twisten, mijnheer,’ zeide zij bedaard en met waardigheid, ‘voornamelijk omdat er mij in het algemeen niets aan gelegen is, of ik u van uw meening terugbreng of niet.’ |
13. | De thee was gedronken en hij stond op. |
14. | Zooals zij zegt heeft zij reeds driemaal den cursus doorgemaakt en kan er niets meer leeren. |
15. | Alsof zij zoo hals over kop een plaats moet verlaten waar zij
|
| |
| |
| goed en wel bezorgd is, om de malle reden dat zij er niets meer leeren kan. |
16. | Lina las deze woorden op gedempten toon toen zij plotseling het ruischen van een zijden kleed over het portaal vernam. |
17. | Zij deed de voile voor haar gelaat en snelde den tuin door. Aan het einde van de laan bevond zich in den muur een opening, die echter geheel door dicht kreupelhout werd verborgen. |
18. | Ik heb dus een brief aan de directrice geschreven - want ook die stuurde mij een lange epistel op het dak, waarin zij mij de aangename tijding mededeelde, dat het dienstig voor de gezondheid van het kind zou zijn om eenigen tijd buiten door te brengen - en haar gezegd dat zij haar maar moest sturen. Ik vertrouw dat zij aan mijn tafel beter in het vleesch zal komen, dan bij dien geleerden kostschoolkost.’ |
19 | Lina rilde even en wikkelde zich dichter in den langen mantel, dien zij had omgeslagen. |
20 | Als hij zoo naar buiten staarde verried zijn gelaat de grootste oplettendheid en scheen het wel alsof oogen en ooren al hun best deden. |
| |
1. | Het gebruik van zoo voor zeer of erg (fig.) moet afgekeurd worden; tenzij men zóo schrijft; ‘zoo ondeugend als....’ was verstaanbaar. De twee voorzetsels van onder zijn evenmin te verdedigen, (zie N.Z. IV bl. 249.) De slotzin staat in geen betrekking tot den aanhef. De zin is: ‘Blijkbaar weer geheel in zijn humeur, keek hij zóo ondeugend, dat Marie haar goede luim spoedig voelde wederkeeren’ en de tegenstelling: ‘zóo ondeugend, dat Marie...’ gaat verloren door den afhankelijken zin, die veel te lang is. Ook bijna geheel is hier niet navolgenswaardig, langzamerhand of weldra of spoedig drukte beter de gedachte uit. - Aanbeveling verdient, evenals in nhd. regel is, de volledige afhankelijke zinnen door een komma van den hoofdzin te scheiden, zoodat we zouden schrijven: ‘bemerkte, dat.’ |
2. | Voor in plaats van voordat of voor, dat was voldoende geweest; ook is de blik niet angstig, maar de persoon, die den blik werpt; dus leze men: ‘wierp zij angstig een blik.’ |
3. | Natuurlijk moet zij vervangen worden door die, welke of beter nog, moet het wegblijven; het voorwerp van ‘Ik kan niet uitstaan....’ is onmogelijk zij.
Verder kan het alleen betrekking hebben op het praedikatief gebruikte adjectief, nooit gelijk hier, op het attributief gebruikte. De zin wordt dan:
‘Vrouwen, die werkelijk mooi zijn, of zich verbeelden, het te wezen, kan ik niet uitstaan.’ |
4. | Huid is accusatief dus lezen we: een dikke huid daargelaten de
|
| |
| |
| platheid van deze uitdrukking en van de volgende. Verder is in zijn schik geen bijwoordelijke uitdrukking bij eenig ander werkwoord dan zijn; men leze daarvoor vroolijk of opgeruimd. ‘Ik ben in mijn schik’ dàt hoort men, maar nooit hoort men: ‘Hij werkte in zijn schik’ of ‘hij zong in zijn schik.’ Het misbruik van het woord bepaald gemaakt, schijnt de aandacht nog niet te trekken; het is een van die bijwoorden, die geen enkel woordenboek opgeeft in dien zin, even als de volgende: ‘Het is zoo vergiftig lekker.’ - ‘Het is zoo naar en bitter mooi.’ - ‘Ik ben lomp geschrikt.’ - ‘Het is gloeiend koud.’ - Waarom zegt men niet:
‘Het doet me inderdaad of werkelijk of wezentlijk genoegen.’ Verder behoort ‘bij huiselijke onaangenaamheden’ als bepaling bij ‘dienen’ maar niet bij ‘bliksemafleider’ daarom leze men liever ‘als ik bij huiselijke onaangenaamheden als bliksemafleider kan dienen.’ Het woord tot is hier een germanisme; de spreker is geen bliksemafleider, maar dient er voor; - men kan een stuk hout tot een tatel verwerken of als of voor tafel dienst laten doen. |
5. 6. | Waarschijnlijk zeide Lina het smeekend. Men kan geen woorden smeeken, hoesten, weenen, zuchten of hinken, maar men kan smeekend, hoestend, weenend, zuchtend of hinkend allerlei woorden zeggen. Daarom vermoeden we ook, dat de moeder knorrende of op knorrenden toon, iets zei, maar niet, dat ze heele volzinnen knorde. Voor in bed schrijven we gewoonlijk te bed of naar bed, maar er is geen reden het te veranderen; evenmin als om te verbieden er te laten slaan op bed, dat zonder artikel staat; toch verdient deze zinsbouw geen navolging, er is door te veel woorden gescheiden van het woord bed waarop het betrekking heeft. |
7. | Hoe erg het kan worden bewijst deze zin!
Hoe zou men dien volzin ontleden? Margot ond. mengde in het gesprek, gez. en dan?... Wien? wat? natuurlijk is zich het zaak-object; maar wat wordt er dan van den geheelen volgenden zin? Is dat een voorwerpszin, wat is zich dan? De zin behoort te zijn: ‘Zeide Margot, zich in het gesprek mengende.’ Het betr. voorn. die kan alleen betrekking hebben op een in bepaalden zin genomen woord; achting is onbepaald gebruikt en dat als relativum bij ‘achting eischen’ niet verdedigbaar; stond er de achting, dan natuurlijk was die goed geplaatst. ‘Van een beschaafden man’ zeker ook zonderling genoeg, lees: ‘Een beschaafd man.’ Zoo blijft de vorm in alle naamvallen, ‘een beschaafde plank’ kan ik me denken, d.i. met de schaaf bewerkt.’ |
8. | Men wordt niet aan iets herinnerd, maar ons wordt iets te binnen gebracht d.i. iets herinnerd.
Voogd over en oom van zou beter klinken dan bij het eerste
|
| |
| |
| de omschrijving met een voorzetsel en bij het tweede een genitief. Verder is erfgenaam even als een woord op -genoot of -ling voor beide geslachten gebruikelijk; de voorgevoegde woorden wijzen het geslacht aan. |
9. | Unter allen Umständen zal hier wel bedoeld zijn d.i. in allen gevalle of zeer zeker of wel toch. Slordig is de samenvoeging onbevredigd en een nutteloos meubel n.l. een part. en een subst. als gelijkgeordende bepalingen bij ‘gevoelen’; - beter ware ‘zij gevoelt zich onbevredigd en nutteloos.’ In alle Fransche spraakkunsten leeren de kinderen, dat men niet moet zeggen: ‘Il aime la danse et à chanter’ evenmin als ‘Je l' ai oublié de le lui dire’ maar het schijnt, dat in onze taal die leelijke fouten geen berisping waard zijn. Het woord meubel past ook al heel weinig in dezen zin; 't is zeer plat vergeleken met de veel deftiger woorden, die er omheen staan. |
10. | We vermoeden, dat de zin had moeten luiden als volgt: ‘Een oogenblik scheen Marie in toorn te zullen uitbarsten; maar zij bedwong zich, toen zij, bij een trotschen blik op den gast, zijn uitdagenden blik opving.’ Bij de deftige woorden past ‘zich warm willen maken’ al zeer slecht; wat ‘eigenaardig’ hier beteekent, zal zeker velen een raadsel zijn.
Zij richtte het hoofd omhoog, in tegenstelling van het hoofd laten hangen; de bedoeling is zeker: ‘ze hief het hoofd op’ of wel, ‘zich richtte zich trotsch in al haar schoonheid en bevalligheid op’ daarbij past echter dat ‘kijken’ niet; zij richtte den blik op den gast; zij vestigde den blik op den gast enz. daarbij is ‘onwillekeurig’ weinig in overeenstemming met de mededeeling, dat zij ‘zich trotsch opricht.’ Men kan eindelijk zijn ‘toorn’ bedwingen, maar onmogelijk ‘zijn ontstemming.’ Men is ontstemd of men is het niet en in het eerste geval kan men zijn best doen, niet te laten blijken, dat men ontstemd is; maar zijne ‘ontstemming bedwingen’ gaat niet. |
12. | De woorden ‘in het algemeen’ zijn overbodig. Waarschijnlijk stond er in het Duitsch überhaupt, wat hier door eigentlijk kon vertaald worden. Ook met ‘in het geheel niet’ was de zin goed geweest.
Ook dat ‘van eene meening terugbrengen’ is vrij zonderling. Wij hebben ‘tot andere gedachten brengen’ of ‘van gedachte doen veranderen’ en derg. |
13. | De Franschen zoowel als de Duitschers drinken zeer slechte thee, maar thee is in hunne taal mannelijk, wij drinken goede thee, maar noemen thee vrouwelijk. Daardoor kan hij in het tweede zinsdeel geen betrekking hebben op thee, maar dit neemt niet weg, dat zulks uit den zin niet blijkt, omdat thee in
|
| |
| |
| den nominatief staat; in allen gevalle is de verandering van onderwerp in en zoo kleinen volzin, zeer leelijk. Voor hij ware het subst. beter geweest, en ‘de thee was gedronken’ klinkt niet zoo zuiver Nederlandsch als: ‘Het thee-uurtje was voorbij.’ |
14. | Dat woord doormaken heet bij eenigen ook al een bewijs van hoogere beschaving en ontwikkeling. Geen schrijver uit den bloeitijd heeft het ooit gebruikt en geen woordenboek geeft er eene verklaring van. Men kan een cursus doorloopen, dat past bij cursus van lat. currere fr. courir = loopen; dat het woord geen ned. is blijkt o.a. uit het feit, dat er geen tweede uitdrukking is, dan ‘cursus doormaken’ waarin het voorkomt. Ook er is niet op zijn plaats, daarvan zou verdedigbaar zijn; er zou op een plaats zien, bijv. in: ‘hij gaat niet meer naar de school; want hij kan er (d.i. daar) niets meer leeren.’ |
15. | Iemand, dien men kwijt wil zijn, is ‘goed en wel bezorgd’ iemand, die in goede handen is, is ‘wel bezorgd’ of ‘goed bezorgd’, denkelijk wordt het laatste bedoeld. Wat een ‘malle reden’ is, is moeielijk uittemaken; het woord alleen was reeds voldoende geweest. |
16. | ‘Op gedempten toon’ is ook een germanisme.
We hebben een werkw. dempen, dat in ons ‘land van mist en mest, van vuilen damp en regen’ nog al vaak gebruikt wordt, zoo dempt men ook putten, nadat er kalveren verdronken zijn; maar gemeld werkwoord heeft met muziek of zang niets uitstaande. Het nhd. dumpf staat naast dämpfen en gedämpft, maar wij hebben alleen dof en ‘op doffen toon’ is verstaanbaar. De m, die hier het groote bezwaar oplevert, komt bij ons in dit woord of de afleidingen daarvan niet voor.
De bepaling ‘over het portaal’ staat niet op de juiste plaats. Beter ware: ‘Toen zij plotseling op het portaal het ruischen van een zijden kleed hoorde.’ Het werkw. ‘vernemen’ doet eer aan woorden dan aan geluiden denken. |
17. | Waarom bouquet voor ruiker, of toilet voor kleeding of wel voile voor sluier gebruikt wordt, is nog niet verklaard. Voorloopig kunnen de Nederlandsche woorden dienst doen: ze drukken duidelijk uit, wat ze moeten beteekenen, ze doen denken aan ruiken, kleeden en sluieren of bedekken. De Fransche woorden beteekenen heel wat anders: bouquet is een bos al waren 't brandnetels, toilet is een linnen doekje of hoogstens bedekking met een linnen doekje en voile is niets anders dan zeil of voorhang voor een tent.
Het werkw. doen zegt hier niets; ‘zij sloeg den sluier neer’ drukt nauwkeurig de gedachte uit; voor haar gelaat is geheel overbodig, dewijl de sluier wel nergens anders hoort. In geen
|
| |
| |
| geval is haar te verdedigen; het pron. pers. zij wijst aan, wiens gelaat bedoeld wordt; gold het iemand anders, eene nadere bepaling zou het uitwijzen. Aan het slot is echter overbodig en voor werd lazen we liever was; de toestand en niet de werking werdt aangewezen. |
18. | Dus past hier slecht bij want, anders dan in den zin: ‘Er was haast bij en ik heb dus getelegrafeerd; want een brief kon niet vroeg genoeg aankomen.’ Verder doet ook die vermoeden, dat er van vele zijden brieven zijn gekomen, epistel is mannelijk en ‘op het dak sturen’ is al vrij plat. Ook deelt de directrice in den brief geen aangename tijding mede, maar zij zond die tijding, of wel zij deelde mede, dat.... enz. Het woord dienstig moet achteraan staan, opdat de bepaling er dadelijk op volge; ook is goed hier beter dan dienstig. Het misbruik, dat men van om maakt, wordt door dit voorbeeld mede in het licht gesteld, ‘het kan goed zijn, dat het kind....’ enz. Het onderwerp (ik) en het hulpw. (heb) staan vijf regels van het part. (gezegd) dat er bij behoort en in vijf woorden komt tweemaal haar voor; het eerste wijst op de directrice, het tweede op het kind. De uitdrukking ‘in het vleesch komen’ beteekend bijbelsch ‘menschelijke gedaante aannemen’ maar in den zin ‘gezond en sterk worden’ is het plat en alleen bij vetweiders gebruikelijk. ‘Aan mijn tafel’ is een plaatsbepaling en vorderde als tegenstelling in het nazin-deel het woord ginder. Is ‘kostschoolkost’ geen mooi woord, ‘geleerd’ is een mislukte aardigheid; blijkbaar toch doelt men op den werkelijken kost, het eten; waarbij geen geleerdheid te pas komt. Even misplaatst is ‘aangename, tijding’ waar sprake is van een ziek kind.
De volzin diende te luiden als volgt:
De directrice schreef mij een langen brief, waarin ze mij meldde, dat het kind tot herstel van gezondheid, eenigen tijd buiten moest zijn. Ik heb haar daarop geschreven, mij het meisje te zenden, en ik vertrouw, dat de kleine aan mijn tafel heel wat sterker zal worden dan op de kostschool. |
19. | Lina kon zich moeielijk wikkelen in een mantel, dien ze niet had omgeslagen, ‘in haar langen mantel’ is voldoende, de laatste zin kan wegblijven. Zoo even te rillen mag zonderling heeten: ‘Eene rilling ging haar door de leden’ teekent de plotselinge gewaarwording veel beter. |
20. | De laatste volzin is zeker een van de slordigste.
als vervange men door toen of terwijl; het eerste zou doelen op telkens herhaalde werking. Zoo is overtollig. Voor verried leze men teekende; ook kan ‘verraden’ d.i. vertoonen, wat men verborgen wil houden, wel het minst voorkomen, bij ‘de
|
| |
| |
| grootste oplettendheid.’ Iemands gelaat kan angst, vrees, ontsteltenis en derg. verraden, terwijl de persoon zijn best doet, die gewaarwordingen te verbergen, maar wanneer iemand met de ‘grootste oplettendheid’ naar buiten staart, kan ieder dat opmerken. Ook het werkw. staren d.i. ‘strak voor zich uitkijken’ past kwalijk bij ‘grootste oplettendheid’. Bij ‘staren’ denkt men aan gedachteloos of overspannen uitzien. Het onderwerp hij staat vóor ‘staarde.’ Reden genoeg om ook het vóor ‘scheen’ te plaatsen, in den gewonen verhalenden stijl komt (behoudens nà enkele woorden) het onderwerp vóor het gezegde. Dat ‘oogen en ooren al hun best deden’ is slecht te rijmen met het deftige ‘verraden’, terwijl in allen gevalle al overbodig is. Ook drukt scheen het tegenovergestelde uit, van wat er in den aanhef werd gezegd. |
Men beschouwe bovenstaande aanteekeningen als eene eerste poging, om te strijden tegen slordigheden in den stijl, die met onvergeeflijke zorgeloosheid in woordenkeus, tegenwoordig naar het schijnt niet meer afgekeurd worden, althans, waarop nergens gewezen wordt Niet alleen uit haastig vertaalde romans, maar ook uit allerlei leeren leesboeken voor de school, kan men taal- en stijlfouten bij dozijnen aanwijzen en terwijl men de fouten in leerboeken voor vreemde talen, zoo breedvoerig vindt opgesomd, bewaart men - als gold het onderlinge afspraak - een plechtig stilzwijgen over fouten in schoolboeken in de moedertaal, waardoor de leerlingen wellicht zeer knap worden in het opzeggen van taalregels en het ontleden van zinnen, maar zeer weinig vorderen in het schrijven van een sierlijken, of ten minsten duidelijken en natuurlijken stijl.
D.
Jan van Dordt.
|
-
voetnoot1)
- Deze voorbeelden van ontaalkundig gevormde zinnen zijn met alle fouten tegen punctuatie, verbuiging, enz., overgenomen uit romans en novellen uit den allerjongsten tijd.
Red.
|