Spreekwoorden.
Om zeep gaan. Om peper gaan.
Hij is om zeep beteekent gewoonlijk: hij is dood. Sommigen leiden die uitdrukking af van den handel in zeep, die met de Levant gedreven werd, omdat vele kooplieden die in persoon hunne zeep uit het Oosten waren gaan halen, door de ongevallen der reis, of de onveiligheid der zee wegens de zeeroovers, nooit terugkeerden.
Hij is om zeep is dus zooveel als: hij is naar een plaats vertrokken, vanwaar hij niet terugkeert.
Anderen vinden deze verklaring uit de lucht gegrepen, en leiden zeep af van het Oud-Hoogduitsche sepa, separ, zëpar, welke woorden men bij Grimm verklaard vindt door dood, gestorven. De eerste uitlegging is van Tuinman, de andere van D. Buddingh. Weer anderen beschouwen zeep als den verleden tijd van zijpen, druipen, waarvan het frequentatief zijpelen. Hij is om zeep zou dus eigenlijk beteekenen: hij is weggedropen, heeft zich weggepakt, is de poort uit en dergel.
Hij is om peper beteekent evenzeer: hij is weg, hetzij dan dood of gevlogen. Peper wordt ook uit het warme land gehaald, en nog wel een eindje verder dan de Levantsche zeep. Wie om peper ging, had nog grooter kans van niet terug te komen. In Langendijks
Spiegel der Vaderl. kooplieden komt de uitdrukking voor:
‘Die boven zijnen staat zijn meerder wil onthaalen,
Nooit op zijn zaken denkt, gedurig teert en smeert,
Wordt wel van elk gevleid, zoo lang hij banketteert:
Maar als hij magteloos zijn schuld niet kan betaalen
Keert elk den rug hem toe, tot hij, met schimp en smaad,
Op 't scheepje d' Ikarus in 't eind om peper gaat.’
Ikarus was de man, die het waagde, met vleugels van veeren en was van Kreta naar Griekenland te vliegen. Hij kwam echter te dicht bij de zon, het was smolt, en hij viel bij Samos in zee en verdronk.
J. ter Gouw.