wijzen aan te voeren dan oorspronkelijk in zijn plan
lag,’ gaandeweg bij elken nieuwen druk minder worden.
Van de 6 deelen, waaruit het werk zal bestaan, zijn thans 2 deelen verschenen, bevattende onze letterkunde in de 17de eeuw. Deze 2 maken een op zich zelf staand geheel uit, zijn keurig gebonden en de prijs van f 2.90 voor elk, maakt ze ook voor eene onderwijzersbeurs niet te duur.
De Schr. is met de tweede afdeeling begonnen, omdat voor de vaststelling der eerste ‘de volledige uitgave moet worden afgewacht van Maerlant's Merlijn, daar het aandeel, dat Lod. van Veltheim er aan gehad heeft, nog al belangrijke wijzigingen kan brengen in de tot nu toe aangenomen rangschikking.’ Eindelijk zullen de twee laatste deelen de 18de en 19de eeuw bevatten.
De inhoud van het 1ste deel bestaat uit 18 hoofdstukken, die de navolgende titels dragen: I. Karakter der XVIIe eeuw, II. de Amsterdamsche rederijkers, III. Taalstudie en taalzuivering, IV. Oude liedboeken, V. het dichterlijk Leiden, P. Scriverius, D. Heinsius. VI. Pieter Cornelisz. Hooft. VII. het romantisch Amsterdam, G.A. Brederoo, J.J, Starter, J. Coster, Th. Rodenburg, VIII. Poëtenstrijd, IX. Coster's Academie, X. Coster en Co. Contra Rodenburg, XI. Einde van den strijd, de Schouwburg, XII. Melpomene in Amsterdam, XII. het politiek-kerkelijk drama, XIV. Rodenburg's tooneelwerk, XV. Eglentier en Academie, XVI. Thalia in Amsterdam, XVII. Hooft en de Muiderkring en XVIII. Hoe de stukken vertoond werden. Aan het eind van het 2de deel is een register gevoegd, dat in nauwkeurigheid en uitvoerigheid bijna niets te wenschen overlaat, zoodat men om iets na te slaan niet tevergeefs behoeft te zoeken.
't Kan natuurlijk niet in mijn plan liggen eene doorloopende vergelijking van de beide drukken te geven, op elke bladzijde toch ontdekt men wijzigingen. toevoegingen, die altijd verbeteringen zijn. 'k Wil alleen met enkele proeven aantoonen, dat en in juistheid en nauwkeurigheid van uitdrukking, en is eene betere indeeling en afronding, maar bovenal in uitbreiding der stof de nauwlettende zorg van den Schr. valt op te merken.
Van Coornhert heet het in den tweeden druk: ‘Ofschoon slechts in eene ietwat meer verwijderde betrekking tot den Eglentier behoorende, van welks leden hij zich evenwel “de dienstwillighe en de jongstighe medebroeder” noemt, maakt C. met de beide anderen (R. Visscher en Spieghel) een driemanschap uit, door vriendschap en richting innig verbonden.’ Niemand zal dezen zin berispelijk vinden; en toch de hoogleeraar laat het deftige ietwat in den 2den druk weg, vervangt uitmaken door het meer juiste zinverwante vormen, terwijl richting voor 't nauwkeuriger wetenschappelijk streven plaats maakt.
Eenige regels verder heet het van C. ‘Van ‘Delft verdreven, waar hij zich na den dood zijner vrouw had willen vestigen, bracht hij eindelijk zijne Penaten naar Gouda over.’ In den verbeterden druk wordt Penaten geschrapt en in verblijf veranderd. Men ziet, hoe de uitdrukking, van den kinderloozen, door allen verlaten Coornhert gezegd, in juistheid gewonnen heeft.
Dit heet zijn stijl zorgvuldig kuischen.
De indeeling in paragrafen is in den nieuwen druk vervallen, daarvoor is eene verdeeling in hoofdstukken in de plaats gekomen. Dat daardoor eene betere afscheiding en afronding verkregen is, moge met een enkel proefje bewezen worden.
In den 2den druk heet het, dat ‘te midden ‘der onbeduidendheid en verbastering, die de Rederijkers meer en meer kenmerkten, de Amster-