Zij roept: Kom Jongelingschap! kom nader, van den drempel;
Zoek leering bij 't altaar.
Veredel 't hart, door 't Goede en 't Schoone tevens:
Wordt ingewijd, uit liefde en plicht;
Grijpt aan, met mannenmoed, de groote taak des levens,
Die wachtend voor u ligt.’
Het altaar vlamt, de wierook is er op uitgestort en vervult de luch, de priesterschaar wacht de Nederlandsche Jongelingschap af en noodigt haar uit binnen te treden. Ziedaar de klassieke voorstelling: de school - een tempel, de onderwijzer - een priester.
‘Zij volgen 't woord met vaderernst gesproken,
En jeugdige ijver spoort hun treên,
De zegels der Natuur zijn voor hen opgebroken,’
- het onderwijs in de natuurwetenschappen zal gegeven worden -
‘Der tijden nacht verdween’
- en dat in de geschiedenis. -
‘Hun leerzucht weidt langs de Idumeensche stranden,
Zij gaart gebloemte in 't Attisch veld,
Het roemrijk Latium ontsluit hun zijn waranden,
Daar gouden ooft in zwelt.’
De Idumaeërs of Edomieten waren de afstammelingen van Edom of Esau, en dus aan de Israelieten na verwant. Attika was het voornaamste gewest van Griekenland, en dat, waarvan Athene de hoofdstad was. Latium was een koninkrijk in Italië, binnen welks grenzen Rome gebouwd is; de inwoners heetten Latijnen, en hunne taal de Latijnsche.
Het is duidelijk dat met de Idumeensche stranden, (een kustland aan de Middellandsche zee,) het Attische veld (de vlakten van Hellas) en den tuin van Latium (thans de Campagna di Roma) bedoeld worden: de Hebreeuwsche, Grieksche, Latijnsche taal en letterkunde.
De beide laatste coupletten van dezen Feestzang zinspelen dus op het onderwijs in de natuurkennis, de geschiedenis en de oude letteren.
Overigens munt dit geheele gedicht, evenmin als het eerste vers, uit door vloeiende taal en schoone versificatie. 't Is veeleer stroef en gewrongen, er zijn taalfouten in om de maat of 't rijm in orde te krijgen; bijv. ‘'t Geldersche oever’ en ‘bluss’ voor blussch.
Driemaal 't in denzelfden regel is af te keuren:
‘Veredel 't hart, door 't Goede en 't Schoone tevens.’
‘Wordt ingewijd’ en ‘grijpt aan’ moeten zijn word en grijp.
‘Daar Zwedens Plinius,’ ‘daar Neerlands Hyppocraat’ en ‘daar gouden ooft,’ in al deze regels moet daar vervangen worden door waar; - en dergelijke meer.
H.
J.E. t. G.