c. Zich vernederen - Zich verlagen.
Hier zijn voorbeelden:
1o. Het is zeker een moeielijk werk zich te vernederen voor hem, dien men beleedigd heeft, en hem vergiffenis te vragen, maar het is nu eenmaal de eenige koninklijke weg ter verzoening.
2o. ‘Wie zich vernedert, zal verheven worden.’
3o. Er zijn individuen van de soort gelijk van Effen ze reeds voor anderhalve eeuw teekende, ruw en lomp tegen hunne minderen, kruipend beleefd en onderdanig voor hunne meerderen. Het zijn van die menschen, die zich verlagen tot de meest slaafsche vleierij, tot oogendienst en kruipende onderdanigheid.
4o. Toen Hugo de Groot overleden was, verlaagde zich de hoogleeraar Salmatius dermate, dat hij in een ongeteekend smaadschrift de nagedachtenis van den ‘grooten Huigen’ trachtte te bezoedelen.
Uit deze voorbeelden, en uit tal van andere, die in spreek- en schrijftaal overvloedig genoeg voorkomen, blijkt duidelijk, dat de gegeven zinverwanten eene overeenkomst in de beteekenis toonen, maar tevens, dat zij een, door het Taalgebruik in 't leven geroepen, tastbaar verschil aanwijzen. Die overeenkomst is te vinden, zelfs al bepaalt men zich tot de etymologische beteekenis dezer synoniemen. Neder heeft dezelfde beteekenis als laag. In den Lancelot, een der ‘Abele Spelen’, verwijt de moeder van dezen prins van Denemarken, die op Sandrine, een meisje uit den geringen stand verliefd is, aan haar zoon, dat hij ‘zijne liefde zoo neder draagt,’ dat is: dat hij zijne liefde zoo laag plaatst. Trouwens in het woord Nederland heeft neder evenzeer de beteekenis van laag. Alzoo: zich vernederen = zich verlagen = zich laag, neder, klein, gering, (de mindere) toonen. Tot zoover de afleiding, tot zooverre de gemeenschappelijke beteekenis. Nu die van het taalgebruik.
Dat er verschil is in de beteekenis, komt terstond aan 't licht, als men in de gegeven voorbeelden de gebezigde synomienen zou willen verwisselen Dit zou eene onmogelijkheid blijken, tennaastenbij onzin opleveren. Wie zich vernedert voor God of voor de menschen, die toont zich zeker den mindere, maar in goeden zin. Schuldgevoel en afhankelijkheid bepalen zijne gedragslijn en juist door deze, zijne zelfvernedering heft de meerdere, de beleedigde hem tot zich op, maakt hem in zekeren zin tot zijn gelijke, rekent de vroegere beleediging als uitgewischt. Zich vernederen is eene deugd. Geheel anders luidt het oordeel van de ‘spraakmakende gemeent’ over hem, die zich verlaagt. Ook hij toont zich den mindere, maar tot zijne oneer. Hij doet iets slechts; iets, wat men van hem niet had verwacht, wat zijner onwaardig is. Zich verlagen (tot iets is eene ondeugd, die iemand blootstelt aan de minachting, zoo niet aan de verachting zijner medemenschen.
20 Mei' '82.
A.W. STELLWAGEN.