Nederland (Zeeland en Noord-Brabant uitgezonderd) sterke neiging bestaat om de scherpe uitspraak der lange e en o geheel uit onze taal te verdringen. Dat is niet goed. Wel heft het de onzekerheid op, in welke velen zich bevinden, om in gegeven woorden tusschen de zachte en de scherpe uitspraak de rechte keus te doen. Maar het is toch al te gawelddadig, ten behoeve van degenen, die verlegen zijn, welke van twee zusters te kiezen, eenvoudig ééne der beiden dood te slaan. - 't Is eene vermindering van onzen klankenrijkdom, van ons goed en wettig bezit aan klanken. Daarbij verweekelijkt het onze taal; de scherpe klanken, in matige afwisseling met de zachte staan onzer krachtige, mannelijke taal goed.
Wij moesten, liever dan de scherpe klanken als ontsierende provincialismen uit te bannen, de taalkundige gronden zoeken vast te stellen, op welke zij, in de verschillende woorden, in onze taal recht van bestaan hebben. Waar deze niet met zekerheid aan te geven, of hunne resultaten bezwaarlijk in algemeen gebruik te brengen zijn, moeten de phonetische den uitslag geven.
Vóór de -r kan men de lange e en o, ook eu niet dan met moeite zacht uitspreken. Maar ook voor de andere halfklinkers (liquidae) l en n, zoo ook voor de tandletters t en d klinkt de lange scherpe o beter dan de zachte. Met de scherp lange e, die buitendien minder in gebruik is dan de e, is dit minder het geval.
Ik heb derhalve in hetgeen ik hier las, geen reden gevonden, om dat wat ik over de lange e en o klanken aanteekende, te veranderen.
Flensburg.
J.A.M. MENSINGA.
Wij kunnen het eerste punt niet laten voorbijgaan zonder er eene opmerking bij te voegen. Door de redactie van het Nederlandsch Woordenboek is als regel aangenomen, ‘dat de achtervoegsels, die òf steeds, òf somtijds den vollen klemtoon hebben, met eene dubbele vocaal behooren geschreven te worden,’ (Grondbeginselen der Ned. spelling, bl. 42).
In dit geval verkeeren de uitgangen -loos, eel, eet en ook -eeren. Voor -eelen en eezen was door het gebruik al vroeger de dubbele ee aangenomen, alleen in de spelling van eeren week men daarvan af. De uitgangen -eeren en -eel zijn beide bastaard-achtervoegsels; -eeren, mnl. -ieren is uit het Fransch overgenomen, doch met een zeer groote vrijgevigheid in de toepassing op onze taal. De e van regeeren bijv., schijnt die te zijn van het Fransch régner, maar 't mnl. regnieren, dat later regeeren werd, verbiedt ons aan een onmiddellijk overnemen van die e te denken. Het Fransch geeft ons dus niet veel licht, duidelijker wordt het vraagstuk wanneer wij tot het Latijn teruggaan. Daarin vinden wij vier uitgangen: