Zacht- en scherpheldere ee en oo.
Onder dit opschrift komt, op bl. 113 en 114 van No. 2, vijfde jaarg. Noord en Zuid, een betoog voor, waarmeê ik mij volstrekt niet kan vereenigen.
‘Het onderscheid maken tusschen de scherp- en zachtheldere ee en oo noemen wij Noord-Nederlanders ‘gcwestelijk, plaatselijk,’ ook wel ‘plat’ en natuurlijk ‘onbeschaafd’ heet het daar.
Welnu, dan heb ik de eer tot die ‘onbeschaafden’ te behooren. Hoe! ik heb het als onderwijzer altijd een voorrecht gevonden, dat ik mijne leerlingen slechts op hunne gewone uitspraak behoefde te wijzen, om de woorden met scherp- en zachtheldere ee's en oo's alsmede die met ij en ei goed te spellen, zoodat ik met de regels, die daarvoor in taalboeken gevonden worden, niets te maken had. Het onderscheid tusschen die scherp- en zachtheldere ee en oo is in de natuur der taal gegrond en wordt onwillekeurig en als natuurlijk in de uitspraak gevolgd, en dit voorrecht moet men prijsgeven, omdat ‘de beschaafde uitspraak’ der Noord-Nederlanders (of de mode?) dit wil?
‘Ik heb op den horen hooren blazen.’ - Klinkt het zoo fraai, als men tweemaal horen, gelijkluidend uitspreekt? - Dus geen verschil tusschen kolen en koolen, bômen en boomen, poten en pooten, wezen en weezen, delen en deelen? Men versta mij wel. Ik keur af eene sterk genuanceerde uitspraak dier klinkers, zooals b.v. op Schouwen en Noordbeveland, waar boomen bijna als baamen luidt, maar eene heldere zuivere uitspraak, die duidelijk afsteekt tegen de zacht-lange klanken verdedig ik wel. - Door dat verschil te doen wegvallen, wordt men onnatuurlijk, en dit is nooit mooi.
Dat er enkele woorden zijn, die zelfs in Vlaanderen, Brabant en Zeeland strijdig met de afleiding worden uitgesproken, is waar; maar dit getal is zoo klein, dat om de enkele uitzonderingen de regel niet valt.
Met de conclusie van het bedoeld stuk ben ik het dus niet eens. Door voort te gaan met de inachtneming van den verschillenden klank dier klinkers, zal men geene scheiding tusschen Noord-Nederlandsch en Vlaamsch maken. In verschillende provinciën van Noord-Nederland is in dit opzicht de volksspraak met die der Vlamingen een; zij is natuurlijk en in den aard der taal gegrond. Integendeel pleit de eenheid van taal voor de eenheid van afkomst en kan dus slechts dienen om den band tusschen Noord en Zuid te bevestigen.
Nisse, 22 Maart '82
J. KOUSEMAKEK Pz.