Een paar opmerkingen.
1. In de kraamkamer van Holberg (1732) las ik het volgende: Men har i ikke hört, hvad Hollaenderen siger:
‘Hoe kan en jonge vrouw en oude man bedriegen,
En ander maekt het kind, en ik moet staan en wiegen.’
Is dit versje bekend? Het heeft iets Catsiaansch.
In Jean de France of Hans Frandsen (1722) wordt de degelijkheid der Hollandsche jongelui aldus beschreven: ‘De zoon van den heer Kalf uit Zaandam reisde voor eenige jaren buitenslands, leefde als een vorst, tracteerde gezanten van alle hoven; maar zoodra hij thuis kwam, verkocht hij paarden, rijtuigen, koetsier, lakeien en zijn gansche staatsie, en trok hij oogenblikkelijk zijne oude Zaandamsche boerenkleeren weer aan.’ O sancta simplicitas!
Eene andere beschrijving, van een Hollandschen paardenkooper, vindt men in ‘den 11en Juni’ (1723): ‘Adriaan van Enkhuizen is een van de geleerdste paardenkoopers van Holland; geen gezant kan meer intrigues aanwenden bij het sluiten van vreetractaten dan hij bij het sluiten van een contract aangaande paarden.’
2. Stück von achten; herhaaldelijk trof ik dit bij Holberg aan. Men kent het geldstuk uit den Spaanschen Brabander van Brederode. In de uitgave Verwijs bleef het onverklaard. Een stuk van achten was een Spaansch geldstuk, dat buitenslands zoo genoemd werd, doch binnenslands den naam had van peso duro, nl. een heele piaster van 20 Reales de Vellon of 8 gewone Realen; vandaar van achten, d.i. van 8 Realen.
3. Het meesterstuk van Holberg is ‘den politiske kandestöber’, de politieke tinnengieter (of kannegieter). Ik teeken hierbij het volgende aan: Campe in zijn ‘Wörterbuch d. deutsch. Spr.’ heeft aangaande dit woord: ‘kannengiesser... gebruikt men ook oneigenlijk, om iemand aan te duiden, die gaarne over staatsaangelegenheden en gebeurtenissen pleegt te spreken, zoo goed als hij het verstaat, en daarbij zijne eigene denkbeelden ten beste geeft, in welke beteekenis het woord echter gewoonlijk kannegieszer luidt. Hiervan kannegieszerei en kannegiessern.’
Heise heeft in zijn handwoordenboek der Hd. taal: Der kannengieszer, Nederduitsch voor zinngieszer (tinnegieter), inzooverre hij hoofdzakelijk tinnen kannen giet; oneigenlijk, die zonder grondige kennis gaarne en veel over staatsaangelegenheden spreekt, in dezen zin gewoonlijk Kannegieszer; vandaar ook kannegieszerei en kannegiessern (politisiren).’
Van Dale heeft: ‘Politieke tinnegieter, elders ook politieke kan-