Noord en Zuid. Jaargang 5
(1882)– [tijdschrift] Noord en Zuid– AuteursrechtvrijTaalk. Opmerkingen,
| |||||||
[pagina 96]
| |||||||
Betien. Evenals in Groningen wordt dit woord in Zeeland voor begaan gebezigd: 't schijnt dus door geheel Nederland burgerrecht te hebben.
Niet en mijdt. Of miter van het kleine muntstukje mijt zijn oorsprong heeft, betwijfel ik. In het aangehaalde voorbeeld: ik weet er geen miter van’, schijnt dit zoo te zijn. Maar hoe dan in het volgende, dat men gedurig kan hooren: 'k zal hem op z'n miter slaan’, voor: ‘ik zal hem een pak slaag geven’; of de verwensching: ‘mitersche jongen; loop-naar den miter’ enz. Zou 't ook kunnen zijn, dat men hier aan myter te denken hebben? De felle haat tegen de Roomschgezinden in 't begin van den 80-jarigen oorlog kan zeer goed het hoofddeksel der bisschoppen tot een mikpunt van bespotting gekozen hebben, en veel, wat in een verachtelijken zin uitgedrukt werd, daarop betrekking hebben. En dan kan zelfs het opgegeven voorbeeld aldus verklaard worden: ik geef er zoo min om, als om een myterGa naar voetnoot1).
Op bl. 357 ‘woordenlijst en verklaring’ leest men: Kil, bet. schoot enz. Het woord kil leeft niet slechts voort in het spreekwoord, daar genoemd; maar behalve in de beteekenis van koud, ook als de hellende toegang tot een waterput voor het vee, die hier altijd kil of kille heet.
Ten slotte geef ik, naar aanleiding van wat men op bl. 380 vindt op, hoe men hier in Zuid-Beveland de varianten van ja uitspreekt:
Nisse, 12 Nov. '81. J. KOUSEMAKER. Pz. |
|