spraak, de verbuigingen en vervoegingen, en de hoofd- en bijzinnen. Tegelijk ziet de leerling telkens, hoe uit de stamwoorden afgeleide woorden ontstaan en met welk eene gemakkelijkheid in onze taal samengestelde woorden gevormd kunnen worden. Iedere les bevat: 1o. een of meer taalkundige waarheden, 2o. een leeslesje (proza of gebonden stijl) met de vertaling tusschen de regels, 3o. eene vrije vertaling der leesles (dit evenwel slechts in de eerste 21 lessen); 4o. eenige vragen in 't Vlaamsch betreffende de leesles, 5o. eene lijst van woorden om van buiten geleerd te worden, 6o. eene vertaling uit het Vlaamsch, 7o. eene vertaling in het Vlaamsch en eindelijk, 8o. eene opgave van woorden afgeleid uit reeds aan den leering bekende stamwoorden.
In het 2e gedeelte worden de voor- en achtervoegsels verklaard, die den leerling niet geheel onbekend meer zijn, daar hij ze reeds in de Etymologische Oefeningen van het eerste gedeelte heeft aangetroffen. Ook de moeielijkheden in de spelling en in de woordenschikking worden in dit 2e gedeelte behandeld.
Men ziet, dat het werk een wetenschappelijken grondslag heeft. Het is dan ook bestemd voor de middelbare scholen, bij welker leerlingen eene zekere mate van grammatische kennis voorondersteld mag worden.
Had de schrijver aan zijn werk den naam van ‘Cours de langue Néerlandaise’ gegeven, dan zou ik met minder schroom, dan thans het geval is, met de aanmerkingen voor den dag komen, die ik onder het lezen heb gemaakt, en die ik onder drie rubrieken heb geschikt, n.l. 1. drukfouten; 2. Uitsluitend Vlaamsche woorden en uitdrukkingen; 3. Vergissingen.
1. De drukfouten zijn zoo dun gezaaid en van zoo weinig beteekenis, dat dit boek (van 388 bladzijden) met recht zeer goed gecorrigeerd mag heeten. Tangje voor tangetje (pag. 18) mag zeker ook onder deze rubriek komen?
2. Het volgend lijstje van gewestelijke woorden zal waarschijnlijk voor de lezers van Noord en Zuid niet van belang ontbloot zijn:
p. 59; |
de tas = het kopje, (la tasse). |
p. 71; |
twelf = twaalf. |
p. 84; |
op voorhand = bij voorbaat. |
p. 86; |
de christene = de christen. |
|
de feest = het feest. |
p. 86; |
verkoud = verkouden. |
p. 96; |
het tempeest = de storm. |
p. 101; |
engelsche groetenis = groet der engelen. |
p. 108; |
het gedenkenis = de gedachtenis. |
p. 115; |
de verraderij = het verraad. |
p. 170; |
de foor = de jaarmarkt, (la foire). |
|
de medalie = de medalje (drukfout?) |
|
het serpent = de slang. |
p. 171; |
beenhouwer = vleeschhouwer. |
p. 178; |
schalie = lei; schaliedekker = leidekker. |
p. 180; |
leveraar = leverancier. |
p. 226; |
de koer = de hof (la cour). |
|
zich deugd doen = zich vergasten, zich te goed doen (niet uitsluitend Vlaamsch). |
p. 364; |
gereedschap maken = zich gereed houden. |
3. Wat ik onder de 3e rubriek breng, heb ik niet op rekening van het Vlaamsche dialect durven zetten. Het geldt voornamelijk eenige werk-