Landouw.
Dit woord is blijkbaar samengesteld uit land en ouw; ouw vindt men terug in Henegouwen, Nassau, Betuwe of Batouwe, Veluwe, gouw enz., het beteekent veld, beemd. Daaruit ziet men dat landouw eigenlijk een pleonasme is. Hoogstraten schrijft omtrent dit woord het volgende:
‘Landou (vrouwelijk) over de omleggende landouwe, Hooft in de Ned. Hist. bl. 131. Men ziet de dorstige landou quijnen. Vond. in de opdr. der Gebr. [Dan zwelt de boezem der landouw van kruit en kleur en knop en telgh en bloem. Vond. in Lucifer.]
Kwalijk schrijven velen dit woord met een dubbele d, landsdouw; even of het van land en douw, of daauw ware te zamen gezet, daar het ieder behoorde bekend te zijn, dat in het zelve ene koppeling plaats hebbe van land en auwe of ouwe; zijnde ouwe het zelfde met veld, beemd; zoo dat landouwe zeggen wil een landschap, landstreek, bijzonder betrekkelijk tot weiland. Voorbeelden ontbreeken mij voor de spelling niet.’ (Volgen eenige voorbeelden.) - In de Latere Verscheidenheden door Dr. A. de Jager, vindt men in de verklarende woordenlijst op de kantteekeningen van den Statenbijbel: