Hollandsch.
In Holland, iedereen weet het, schrijft men tegenwoordig nagenoeg zooveel Fransche als Nederlandsche woorden in éénen volzin. Het wordt recht vermakelijk, een dagblad (we willen zeggen: courant) of tijdschrift (vergiffenis! revue) in de hand te nemen; op elken regel gapen u daar een paar vreemde kereltjes aan, die tusschen de echte Nederlanders een waarlijk potsierlijk figuur maken. Tot het woord romanschrijfster toe is onbruikbaar geworden; van vrouwe Bosboom-Toussaint heet het thans: ‘onze uitmuntende romancière.’ Die arlekijnstaal is ook ten onzent ingevoerd: de Nederlandsche (?) Dicht- en Kunsthalle exprimeert ook al hare admiratie voor de uitmuntende romancière!
Het getal apen is in de Vlaamsche letterwereld altijd groot geweest. In de jaren '40 trachtten Van Duyse en Dautzenberg de du en dijn hier in te voeren: du bist schoon, dijn lieve vriend enz.; seffens was er een heele hoop jonge rijmlijmers, die 't nadeden. Dan kregen wij het lik en een hoop likkers kwam de bend der du-dijners versterken.
Later meende er een te moeten spellen: nogthans, en een heele reesem apen volgde na; op zekeren morgen stak Hiel zich in 't hoofd dat het goed ware deur, heur, te zetten voor door, haar; dadelijk was er eene macht schrijfjongens gereed om die fraaiïgheid voort te planten.
De romancière van dezen dag zal het wegelke volgen waarop du en dijn, lik en veur verloren geloopen zijn; maar daarom zal navolgen niet verminderen, op het gebied van kunst is blindelings, dwazelijk navolgen van nieuwigheden, die altijd geen verbeteringen of noodwendigheden zijn, steeds aan de orde van den dag.
(De Vlaamsche Wacht.)