Noord en Zuid. Jaargang 4
(1881)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
Opmerking naar aanleiding van N. en Z. III, 5, blz. 261.‘Ontginnen, eig. aansnijden, opensnijden, opensplijten. Oudtijds was ontginnen, verbreken, verwoesten.’ Aldus schreef ik in mijne proeven van Woordfamiliën I. Ofschoon deze woorden de waarheid bevatten, wensch ik om der wille van de duidelijkheid daarop terug te komen. In het Dietsch (M.Ned.) wordt ontginnen gebezigd in den zin van ‘een scherp werktuig in iets zetten’, van een dier gebruikt, ook ‘de tanden in iemand of iets zetten’. Het hoofddenkbeeld blijft dus steeds beginnen (met eene zaak te bewerken of met den maaltijd). Tot bewijs volgen hier slechts enkele plaatsen, die wij echter met nog andere zouden kunnen vermeerderen, indien we dit voor ons doel noodig achtten: Dit sijn tien goede boerden IX: ‘Nu liggic te Parijs ter scole,
Ende bem daer een studant.
Selden coemt mi boec in die hant,
Maer ic lere ontginnen pasteiden:’
D.i.: Ik leer pastijen opensnijden en dus ook opeten. Der Naturen Bloeme III, vs. 2634: ‘Want sine beghert ghene dinghe mee (meer)
Tetene dan van verdronkenen man,
So ontgint (uit den variant) sine in doghen dan.’
D.i.: Zij (de meeuw) begeert slechts op verdronken menschen te azen, en begint hem aan de oogen te ontleden; zij pikt hem het allereerst de oogen uit. Derhalve ook hier: Den scherpen snavel ergens inzetten. ‘Een treytet (traité) ontginnen’ komt voor in de Vl. Rijmkroniek, 10301, d.i. een verdrag entameeren, aanvangen, beginnen (zie N. en Z. III, 5, blz. 261). ‘Die aerde ontginnen’ vinden we Lsp. I, 24, 17, met de beteekenis ‘het ploegijzer er in zetten.’ Dat men van het begrip ‘een scherp werktuig ergens inzetten’ geleidelijk kan komen tot de opvatting ‘verbreken, verwoesten’ is duidelijk. De overgang van beteekenis tot opdelven (van schatten gebezigd) is echter moeielijk te verklaren. Een mijn ontginnen beteekent, zooals t.a.p. pag. 262 door mij werd geschreven, ‘met de bijl opensplijten om er de delfstoffen uit te halen’. De delfstoffen worden | |
[pagina 374]
| |
niet ontgonnen, maar de mijn. Minder juist was dus bet. 4: ‘De delfstoffen uit iets te voorschijn halen. Deze moet vervangen worden, door hetgeen zooeven gezegd is. In den Reinaert, uitgave dr. Jonckbloet, komt ook die min juiste opvatting voor. Aldaar vs. 2438, vgg.: ‘Hoe lettel wiste hi, dat die dieve
Te sinen scatte waren gheraect,
Dies hem quite hadden ghemaect.
En ware die scat niet ontgonnen,
Hi hadder met die stat van Lonnen
Al te gader mogen copen.’
D.i.: ‘Ware de schat hem niet opengespleten of begonnen, hij zou er geheel Londen mee hebben kunnen koopen.’ Aan den scherpen blik en de uitnemende kennis van het M.Ned. van dr. Verdam hebben wij de volgende verandering en verbetering te danken. ‘Hoe lettel wiste hi, dat die dieve
Te sinen scatte waren gheraect,
DiesGa naar voetnoot1) hem quite hadden ghemaect;
So dat hi in corten stonden
Daer niet enen pennine hadde vonden.
En ware die scat hem niet ontnomen,
Hi hadder met die stat van Romen
Al te gader moghen copen.’
D.i.: ‘Was de schat hem niet ontroofd, hij zou er Rome door hebben kunnen koopen.’ De 2 cursieve regels zijn naar gissing ingevoegd en behelzen de vertaling van den Lat. Vulpis: ‘Ex his tres obolos quod non reperire valeret.’ D.i. letterlijk: ‘Hij zou er niet de waarde van drie obolen terug gevonden hebben.’ De obool was eene Grieksche munt ter waarde van 2½ cent. | |
[pagina 375]
| |
Rome komt in dit verband meer voor, o.a. Beatr. 784: ‘Ic en hadde u niet begheven
Om al 't goet, dat Rome heeft binnen.’
Den lezer, die hiervan meer wil weten, verwijzen we naar Reinaerdiana door J. Verdam, in het Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde I. T. VAN LINGEN. |
|