Aantekeningen bij N. en Z. bl. 198, 201 en 274.
1. (N. en Z. IV. bl. 198). De tweede klank in huis is een (Hollandsche) u (Hoogd. ü); de tweede klank in lui en bui is eene i.
Vandaar dat men in sommige streken hoort zeggen huus maar nooit luu en buu.
Heup wordt uitgesproken als heu-üup (hö-üp) dus diphthongisch, maar in beur is de eu een klinker, die niet door een anderen gevolgd wordt. (Over een en ander kan men nalezen Donders Over het voortbrengen van spraakklanken).
2. (N. en Z. IV. bl. 201). Dat luiwagen kortweg luie dweil zou beteekenen is bezwaarlijk aantenemen, zeer zeker heel moeielijk te bewijzen. De ellips is wel wat kras: een dweil voor hen die lui zijn = luidweil! - een stoffer met een langen stok heet eenvoudig lange stoffer maar niet luistoffer. Is er éen voorbeeld van dergelijke samenstelling bekend? Of wagen uit dwage verbasterd is, kunnen we niet beslissen: de afleiding is niet bekend. Onmogelijk is het niet.
3. (N. en Z. IV. bl. 274.) De afleiding van loo in plaatsnamen, als Heiloo, Almeloo, Hengeloo, Dwingeloo, Ruurloo en derg. waarbij men veelel lo geschreven vindt, is bekend genoeg: loo ontstond uit oudgerm. lauh, dat identisch is met lat lucus (uit loucus), Onjuist is natuurlijk de voorstelling, dat lo van locus ‘afkomt’ gelijk het soms heet.