Noord en Zuid. Jaargang 4
(1881)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
Schrijven volgens de spraakleer, uit Jan Boendale, dichter der XIVe eeuw.Sommigen bij ons meenen, dat eerst in onzen tijd het schrijven volgens de spraakleer is aangeprezen. Ziehier wat een dichter der jaren 1300 daarover zegt: ‘Drie pointen horen toe
Elken dichtre, ende segghe u hoe:
Hi moet zijn een gramarijn:
Warachtich moet hi ooc sijn,
Eersaem van levene mede:
So mach hi houden dichters stede.
Gramarie is deerste sake;Ga naar voetnoot1)
Want si leert ons scone sprake
Te rechte voeghen; die woorde
Elc na sinen scoonsten accoorde
Te rechte scriven ende spellen,
Ende dat pointelijc voort vertellen.
............
Want die niet en versinnet des
Wat consten gramarie es,
Alse leecke liede, die en moghen
Te goeden dichters niet doghen;
Want sine hebben gheen fundament
Daer men recht dichten in kent.
Wat helpter vele of ghelesen?
Hi moet een gramarijn wesen
Ende te minsten connen sine parten:Ga naar voetnoot2)
| |
[pagina 298]
| |
Dats tbegin van allen arten.
Die des niet en weet, sijts ghewes
Dat hi geen goed dichter en es.’
(Der Leken Spieghel, IIIe boek, XV.)
Jan Boendale (gezegd Jan de Clerc,) was schepenenklerk te Antwerpen. Door 't woord ‘dichter’ versta men niet, wat het heden beteekent. Er is door Van Wyn, op Heelu (bl. 1 en volg.) en door anderen gezegd, dat dichten oudtijds niet meer was dan opstellen, maken. - ‘Scriver’ heette de afschrijver. (Vlaamsche wacht.) |
|