Eene Intreerede.
Dr. J.H. Gallêe aanvaardde het lectoraat in de Indo-Germaansche talen aan de rijks-universiteit te Utrecht, met eene rede, waarin de ontwikkeling der linguïstiek werd geschetst, sints de taalkundigen zich het eerst met het Sanskrit hebben bezig gehouden, tot op onzen tijd. Naast den beroemden Duitschen geleerde Leibnitz was 't een eenvoudig schoolmeester te Amsterdam, Lambert ten Kate, die in 1723 in zijne ‘Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake,’ het eerst opkwam tegen de meening, die nog in de vorige eeuw gehuldigd werd, dat slechts toevalligheid en menschelijke willekeur de taal regeerden. Doch eerst in onze negentiende eeuw kwam de taalstudie als afzonderlijk vak van wetenschap tot haar recht; in de eerste plaats door het werk van Friedrich von Schlegel, maar voornamelijk door de onderzoekingen van Bopp en Jacob Grimm, van wie de eerste de vader van de vergelijkende, de tweede die van de historische methode is. Op hunne methoden bouwden Schleicher, Curtius, Müllenhoff c.a. verder voort.
Steunende op hetgeen deze mannen aan het licht hadden gebracht en met gebruikmaking van de ontdekkingen, die Donders, Helmholtz en Brücke op 't gebied der fysiologie van de spraak deden, sloeg een jongere school een andere richting in, waarbij zij uitging van de stelling, dat de klankwetten zonder uitzondering werken. De schijnbare uitzonderingen op de wet der klankverschuiving van Grimm werden door Ascoli, Grasmann, Verner en Sievers onder vaste regels gebracht. Alleen de menschelijke geest brengt door zijn kombinatievermogen steeds veranderingen in de klankwetten en vormt uitgangen en woorden naar analogie van andere. De invloed der volksetymologie, van dialekten en verwante talen op de veranderingen, die de taal voortdurend ondergaat, werd tevens in 't licht gesteld.
Met een kernachtig betoog, dat de wetenschap van hare beoefenaars vóór alles toewijding, ernst en waarheidszin vereischt, en eene aansporing, om in haren dienst steeds gedachtig te zijn aan de schoone spreuk: ‘Slechts waarheid heeft kracht,’ werd de rede besloten.