Gering.
Toen ik bovenstaand stuk over lang en langzaam schreef, was ‘door omstandigheden onafhankelijk van mijn wil’ een deel mijner boekerij voor mij ontoegankelijk. Ik laat hier nu, om elk onpartijdige te overtuigen, dat lit. lèngwas inderdaad licht (niet zwaar) beteekent, het artikel van Nesselmann volgen:
Lengwas, leicht, nicht mühsam, nicht schwer zu machen; gelinde, langsam, allmählig; leicht, schwach, vom Bier, von der Stimme; sanft, langmüthig.... Isz lengwo, sachte, langsam, allmählig.’ Hieruit blijkt zonneklaar, dat het begripsverloop geweest is: licht, zacht, langzaam. Een woord als lang in het Germaansch te identificeeren nu eens met longus dan weer met lèngwas strijdt juist met de deugdelijke methode, om samen te houden wat samenbehoort of als samenbehoorende kan worden verklaard.
Wat mijn bovengemelde gissing van lang in lange wijn, lengen aangaat, deze wordt voor het Duitsch niet door Heyne's artikel in Grimm's woordenboek gesteund, ofschoon hij niet nalaat op te merken, dat het begrip van tijd in het spel moet geweest zijn. Wat trouwens niet te verwonderen is, als men bedenkt dat vaak twee of meer begrippen òf te gelijker tijd òf in den loop der tijden op de beteekenis van een woord invloed hebben. Langer kaffee is dunne koffie, lange brühe, ‘dünne brühe, die nur den topf füllt, nicht kräftig ist.’ Tot zoover gaat alles goed, maar langer wein verklaart hij aldus: ‘zäher, faden ziehender wein’, en wijst op het Nederduitsche de melk wart lang, d.i. ‘wird zähe, verdorben.’ Derhalve ligt hieraan een echt zinnelijk begrip, een aanschouwelijke voorstelling ten grondslag, die evenwel aan ons nl. lange wijn, den wijn aanlengen vreemd was of althans daarin gewijzigd werd.
Gelijk ik niet verzuimde op te merken, verschillen lit. lèngwas en germ. lîcht, ons licht (niet zwaar), in vorming. Merkwaardig is het, dat het Germaansch een woord heeft, dat veel dichter bij het Litausche lèngwas staat, dan ons licht, nam. het woord gering. De zaak is eenvoudig genoeg, maar voor lezers van dit tijdschrift niet uiteen te zetten dan in een lang artikel met een aantal voorbeelden om de taalwetten, die daarbij te pas komen, duidelijk te maken. Ik bepaal mij dus, om althans eenig denkbeeld te geven van hetgeen ik bedoel, met hierop te wijzen:
1.) Dat de r en l letters zijn, oorspronkelijk uit ééne en dezelfde consonant ontstaan, zoodat tal van woorden in verschillende talen zijn aan te wijzen, die òf volkomen identisch òf verwant met elkander zijn en waarvan de eene partij eene r, de andere eene l heeft;
2.) dat het Sanskrit laghu een zustervorm is van raghu en beteekent: ‘leicht, schnell, gering, wenig, klein’ (Benfey);