Noord en Zuid. Jaargang 4
(1881)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 213]
| |
Langzaam, lang en lengen.Het woord langzaam is identisch met het hd. langsam: noch het Nederlandsch heeft dit bnw. aan het Hoogduitsch, noch het Hoogduitsch heeft het aan het Nederlandsch ontleend, m.a.w. beide woorden zijn erfstukken uit eene periode, toen het Nederlandsch met het Hoogduitsch nog ééne taal uitmaakte. Raadplegen we verder de Oudgermaansche talen, dan vinden wij het woord in het Oudhoogduitsch, waarin het lancsam en langsam, in het Oudsaksisch, waarin het langsam, in het Angelsaksisch, waarin het longsum luidt. Derhalve werd het woord gevormd in de periode, toen deze talen één waren, een zeker aantal jaren of eeuwen vóór de geboorte van Christus. Of de IJslanders het kenden? Cleasby citeert in zijn woordenboek een bijwoord langsamlega ‘onophoudelijk’, waaruit men tot een adjectief langsamr mag besluiten. Maar dit kan ontleend zijn en - Cleasby geeft geen bewijsplaats. Maar is het woord echt IJslandsch, dan heeft het natuurlijk een nog veel hoogeren ouderdom. Alleen in het ur-Germaansch bestond het niet: de Goten kenden noch het woord noch het suffix, waarmede het gevormd is. De mogelijkheid echter blijft bestaan, dat de Goten èn afleidsel èn suffix verloren hadden. Maar dit is alles behalve waarschijnlijk. De afleiding ligt voor de hand. Het suffix sam werd gevoegd aan het bnw. lang en zoo ontstond langsamGa naar voetnoot1). Strikt genomen drukken wij ons verkeerd uit, wanneer wjj zeggen dat nl. langzaam (spreek uit langsaam, uit mnl. lancsam) van het bnw. lang door middel van het suffix zaam is afgeleid. Want langzaam is niets dan een moderne vorm van een woord, dat voor eeuwen in het Oudwestgermaansch gevormd werd. Maar dit is een manier van zeggen die geen kwaad doet, mits men in het oog houde, dat wat aangaande de afleiding van nl. langzaam geldt, ook van toepassing is op zijn Oudgermaansche verwanten. De beteekenis van het o-germ. woord is langdurig. Het was dus synoniem met het bnw. lang, voorzoo ver dit van een tijdsverloop of een handeling werd gebezigd. In het Angelsaksisch b.v. kan men op tal van plaatsen het grondwoord door het afleidsel vervangen, zonder dat de zin (anders dan met een lichte nuance) gewijzigd wordt. Eene handeling nu die langdurig is, veel tijd vordert, mist in den regel snelheid, wordt met bedaardheid en niet met spoed of in vliegende haast verricht. Passen we, wat van de handeling geldt, toe op den handelenden persoon, dan noemen we iemand langzaam, die bedaard, niet snel, op zijn dooie gemak of wel met traagheid te werk gaat. Wat is hierin duister? | |
[pagina 214]
| |
Is dit den Heer van Helten nog niet duidelijk, dan raadplege hij b.v. een Engelsch woordenboek in voce long, dat in zekere gevallen niet anders dan door langzaam vertaald kan worden. Ik beweer niet, dat dit dezen Heer overtuigen zal. Ik wensch alleen onderwijzers ernstig te waarschuwen om zich niet te laten leiden of intimideeren door iemand, die het beneden zich acht zijne ‘ontdekkingen’ behoorlijk te toetsen en aan het oordeel zijner vakgenooten te onderwerpen alvorens ze aan het groote publiek als erkende waarheden te verkondigen. Nu aan 's mans bezwaren. Na een zeer menschkundige opmerking dat een deel zijner lezers ‘iets dat naar wantrouwen zweemt, bij zich (zal) voelen opkomen,’ en een ander deel ‘een zooal niet ongeloovig, dan toch vrij verwonderd gezicht’ zal zetten, waarbij hij een derde partij vergeet die een minder vleiend gebaar zal maken, verklaart hij ons, dat uit een ‘grondige’ beschouwing de ‘onmogelijkheid’ blijken zal, dat langzaam van lang komt. Volgt een redeneering, waarvan de quintessence deze is, dat langzaam (een woord dat eeuwen oud, N.B. Oudgermaansch is) niet van lang kan komen, omdat in de (Nieuwnederlandsche) uitdrukking lang van stof daarvoor geene analogie te vinden is(?). Men kan even goed beweren dat langzaam niet van lang kan komen, omdat in het Nieuwnederlandsch pompstok niet op inktkoker rijmt. Wat ter wereld heeft deze commérage over lang van stof met langzaam te maken? Alleen dit blijkt daaruit, dat onze geleerde schrijver niet eens weet, dat het woord lang in lang van stof een eigenschap van de stof, niet van den man is, evenals iemand die scherp van gezicht is, niet zelf scherp is, maar een gezicht heeft dat scherp is. Daarom en daarom alleen kan ‘de bepaling van stof niet gemist worden.’ Zoo is iemand lang van stof, die 10 regels noodig heeft om uit te weiden over de gezichten die hij denkt dat zijn lezers zullen trekken, en de rest van zijn artikel besteedt in het dooreenwarren van dingen, die niets met elkaar te maken hebben. Over lang en lengen kan ik kort zijn. De beteekenis van lang in lange wijn, hd. langer kaffee enz. komt mij voor te zijn ontstaan uit het begrip lang van duur, dus door de toepassing van een eigenschap van den tijd, gedurende welken zekere quantiteit wijn, koffie strekken kan, op de stof zelve. Den wijn lang maken of aanlengen is m.i. ‘door toevoeging van water maken dat hij lang d.i. langer dan in onvermengden toestand duren kan’. Dit althans gis ik en ik beweer dat deze gissing rationeel is. Thans heb ik geen gelegenheid om te zien of ik juist oordeel. Van Helten's bezwaar ontstond, omdat hem zijn taalgevoel geen ander denkbeeld aan de hand deed, dan dat de wijn dan zekere ‘lengte’ zou aannemen, b.v. een paar centimeters of wel een nederlandsche el of wel langer zou worden. Inderdaad fijn gedacht! Het slot | |
[pagina 215]
| |
van zijn stuk getuigt weer van zijn onbekendheid met zaken, die hij, als apostel der vergelijkende taalstudie, weten moest. Het Litausche lèngwas is het lat. levis en luidt met een ander suffix in het Germaansch lîhti (uit een ouderen vorm lenhti), nl. licht, niet zwaar. Had hij het uitstekend werk van J. Schmidt, Indog. Vocalismus, of de jongste literatuur over de nasalen geraadpleegd, dan ware hem daarover een licht opgegaan en telden zijn Litausche bespiegelingen, waarop hij onze onderwijzers vergast, één mislukt proefje minder. Genoemd lèngwas heeft dus tot grondbegrip licht, niet zwaar, en de vier beteekenissen, die de Heer v. H. mededeelt, laten zich daaruit gemakkelijk afleiden. Inzonderheid de laatste ‘zonder zware bestanddeelen’; natuurlijk zijn deze niet te vinden in lichten wijn en licht bier. Karakteristiek is de noot, waarin hij het toch nog wel mogelijk acht, dat lang in lankmoedig niet met het Latijnsche longus, maar met voormeld Litausch woord ‘identisch’, zegge ‘identisch’ is. Ik moet ronduit verklaren, dat zulk een ‘methode’ mijn begrip te boven gaat.
5 April '81. P.J. COSIJN. |
|