Een nieuw woord.
De Amsterdamsche Rijtuigmaatschappij plaatst hare rijtuigjes op den openbaren weg en deze rijtuigjes moeten een naam hebben. Ze heeten in 't buitenland droske, cab, fly, fiacre alles kort, zoo moest 't bij ons ook zijn: ‘een rijtuig van de rijtuigmaatschappij’ is een naam even onmogelijk als de Pieter Corneliszoon Hooftstraat op de Laurens Pieter Van der Spiegelstraat of de Witte Corneliszoon de Withstraat. Het Handelsblad stelde voor ze Lubowsky te noemen, de naam is te lang, te vreemd en.... te onverklaarbaar voor ieder, die niet den grappigen koetsier heeft leeren kennen in het blijspel Dokter Klaus van L'Arronge. Slechts enkele tooneelvrienden bedienden zich van het woord. Enkele dames, die een proefje van hun Fransch wilden geven, praatten van een disponible, maar dit woord vond geen ingang, omdat het op honderd zaken van toepassing is en als bastaardwoord alleen als adjectief voorkomt. En wat doet de spraakmakende gemeente? Toen ze voor 't eerst de keurige wagentjes zag, trok niets meer hun aandacht dan de meer kleurig dan keurig uitgeruste koetsier en aller meening was: ‘'t Is net een aangekleede aap!’ Welnu, de naam was gevonden, de rijtuigjes werden aap of aapje genoemd en zoo zullen ze wel blijven heeten.
A-r.