Hoofdzin of Bijzin.
(Zie ‘Noord en Zuid’ 4e Jaarg. bl. 50).
‘Nauw was V. d. Palm overleden, of menige begaafde hand ondernam het, 's mans verdiensten naar waarde te schatten’
Bij een eenigszins opmerkzame beschouwing van de twee deelen, waaruit deze volzin bestaat, bespeuren we al heel spoedig, dat de constructie van beide deelen dezelfde is, en wel de constructie van den hoofdzin. Vervangen we, zooals de heer R. wil, het voegwoord ‘of’ door ‘toen,’ ‘wanneer,’ ‘als,’ dan zien we ook aanstonds de constructie van den tweeden zin veranderen. De volzin wordt dan: Nauw was V. d. Palm overleden, loen menige begaafde hand ‘het ondernam,’ 's mans verdiensten, enz. In dit geval is de constructie van den tweeden zin niet die van den hoofdzin, maar van den bijzin. Indien dus ‘of’ vervangen werd door een der opgegeven voegwoorden, dàn hadden we te doen met onderschikkend zinsverband, dàn was de eerste zin hoofdzin, de tweede tijdbepalende bijwoordelijke bijzin. Nu evenwel is dit anders; de constructie wijst uit, dat we te doen hebben met twee nevengeschikte zinnen, aaneenverbonden door het voegwoord ‘of.’ Doch niet alleen uit de constructie der zinnen, ook uit de beteekenis van de geheele uitdrukking blijkt zulks ten duidelijkste. Vergun mij, dit met de uiteenzetting van een voorbeeld te staven. Het sterkste springt de kracht van het scheidende voegwoord ‘of’ hier in het oog, indien we in den eersten zin het bijwoord ‘nauwelijks’ vervangen door ‘nog niet’ Kiezen we dus als voorbeeld den zin: ‘De vrede was nog niet gesloten, of de troepen werden afgedankt.’ Het scheidende voegwoord ‘of’ in dezen zin zegt ons, dat één der beide deelen waarheid bevat; één van beiden: òf het afdanken der troepen had plaats, òf het was nog geen vrede. Ontkent men het in den eersten zin geconstateerde, nl. het nog niet gesloten zijn van den
vrede, m.a.w. beweert men, dat de vrede wel gesloten was, dan moet men de waarheid erkennen van het tweede gedeelte, nl. van het afdanken der troepen. Ontkent men daarentegen, wat in den tweeden zin gezegd wordt, nl. dat de troepen afgedankt werden, dan is men genoodzaakt aan te nemen, dat de vrede ook nog niet gesloten was. Het afdanken had dus plaats onmiddellijk na het sluiten van den vrede.
Vervangt men nu ‘nog niet’ door een der bijwoorden ‘nauwelijks’ of ‘pas,’ dan behoeft de hier gevoerde redeneering geen wijziging te ondergaan. Alleen wordt dan tusschen het sluiten van den vrede en het afdanken der troepen een kleine tijdruimte toegestaan. Ontkent men het afdanken der troepen, dan moet men