van beta, ons bede; het beantwoordt aan ons Mnl. beden, aenbeden’. Het Mnl. bede vermeldde ik onder bede, blz. 44. Dat het Hgd. beten daaraan beantwoordde, was mij bekend. Het was echter verkeerd dit ww. beten hier tot vergelijking te gebruiken. Men schrappe dus den zin: ‘Ook het Hgd. kent beten.’
Blz. 37, reg. 18: ‘Bidden, welks samenhang met bed zeer questieus is, kan niet aan het Lat. petere of aan het Gr. ptoochos beantwoorden, dit voorlaatste hebben we in vinden; bidden zelf hangt misschien samen met fateor, erkennen.’
Bij nader inzien erken ik ten volle, dat petere, het Gr. piptoo, uit pi-pet-oo (stam pet), en bidden niet samen kunnen hangen. Wel beantwoordt in enkele gevallen de Grieksche p (π) aan onze b; maar dan staat deze p in de plaats een er f (φ), dewijl de volgende medeklinker eveneens een spirans (th, met de Engelsche uitspraak) was; puth stond bijv. voor futh, en hieraan beantwoordt ons bied (bieden). Dit is echter noch bij het Gr. (pi)pet-(oo) = piptoo, noch bij het Lat. peto het geval. Ik herroep dan ook deze dwaling, die ik beging op gezag van Grimm (men zie de aanhalingsteekens). Dat bidden met fᾰt, (fᾰteor) samenhangt kan waar zijn. Inmiddels durt ik het verband tusschen bidden en bed niet geheel ter zijde stellen, tenzij men bed in verband brengt met fat (fatigo, fatim) ‘vermoeien, vermoeid’.
Blz. 41, reg. 22: ‘Saken en sagen kunnen natuurlijk niets met elkaar te maken hebben. Zoeken, als oorspr. “vijandig vervolgen” (zie 't Germ.) hangt zeker samen met sakan “strijden”; maar de hoofdetymologie van 't woord is mij onbekend.’
Blz. reg. 33. ‘Eischen en heischen hangen in zooverre samen, dat door invloed van 't in beteekenis verwante heeten het verb. eischen, eeschen een h heeft aangenomen; evenals het Hd. heischen van eischen (Mhd.) door invloed van heischen. Zie Grimm Wdb. - Doch vorschen heeft geen sikkepitje met eischen te maken; het is een denominatief van forsca, Ohd. = vraag, welk laatste direct aan het Skr. prcchâ (voor prkskâ) beantwoordt en verwant is met het Lat. poscere voor (po(rc)scere; dit is een verbum gevormd met stamsuffix ska, van den wortel prak, dien wij kennen uit precari, Gr. prattein, vorderen, uit prak-jein, enz. Die heele Mnl. vorm verschen is een willekeerig verzinsel; hij komt nergens voor. - Vreischen is natuurlijk ver-eischen.’
Tot mijn spijt moet ik bekennen den vorm verschen evenmin aangetroffen te hebben; want door het gemis van dit woordje, valt ook mijne etymologie. Intusschen verheugt het mij mijne lezers het bovenstaande aan te kunnen bieden voor hetgeen ik in mijne woordfamiliën, blz. 41, omtrent vorschen schreef.
Blz. 43, regel 5 v.o.: Die heele etymologie van rabbelen raffelen is òf questieus òf pertinent onwaar.