Noord en Zuid. Jaargang 4
(1881)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
Kleinigheden op het gebied der Taalkunde.Wanneer een eenvoudig meisje, uw beminde u eens zeide: ‘Dinsdags, Donderdags en Vrijdags kan ik u onmogelijk wachten,’ - wat zoudt gij dan daarop wel aan te merken hebben, geachte lezer? Waarschijnlijk, dat zij dit niet had moeten zeggen en dat gij te allen tijde welkom bij haar dient te zijn. Zeer zeker, een liefhebbend hart is dit niet euvel te duiden, maar een taalminnende ziel zou, geloof mij vrij, nog iets anders opmerken, dat een korte bespreking wel waard is. Wat toch is het geval? Wij zien hier weder een afwijking tusschen spreek- en schrijftaal. Immers zal niemand schrijven Dinsdags, Donderdags, Vrijdags voor des of 's Dinsdags 's Donderdags en 's Vrijdags evenals men spreekt en schrijft 's Maandags, 's Woensdags etc.? Bestaat er nu ook een reden voor, dat men die 's in 's Maandags wel, daarentegen in 's Dinsdags niet laat hooren? Die oorzaak is, geloof ik, niet ver te zoeken. Letterverbindingen als sl, sp, sch, pl etc. zijn in onze taal geen zeldzaamheid, terwijl men dk, pd, lr etc. te vergeefs in het Nederlandsch zal zoeken. En de reden? Sl, sp, sch, pl etc. zijn gemakkelijk; dk, pd, lr etc. daarentegen moeielijk of in het geheel niet uit te spreken. Vandaar dan ook, dat men wel zegt 's Maandags maar geenszins 's Dinsdags.Ga naar voetnoot1) Sm en sd.) Ons volk moge voor ijverig, arbeidzaam en wat niet al doorgaan, op het punt van spreken eischt het niet gaarne veel inspanning der spraakorganen. Die gemakzucht is groot, heel groot, erg groot. Zij blijkt niet minder in tal van uitdrukkingen als daar zijn tusschen de deur, tusschen het raam om ons bij een voorzetsel te bepalen. Tusschen, men weet het, beteekent in het midden van twee. Er dienen dus na dit woord twee zaken genoemd te worden b.v.: dit gebouw staat tusschen de kerk en het raadhuis. In ‘mijn jas zit tusschen de deur’ heeft men gemakshalve en den stijl weggelaten: ‘men begrijpt het toch wel.’ En het volk, dat zoo spreekt, heeft gelijk: de beteekenis der laatste uitdrukking is duidelijk, terwijl in ‘dit gebouw staat tusschen de kerk en het raadhuis’ noch kerk, noch raadhuis gemist kan worden. Jammer echter, dat het volk in zake die gemakzucht niet consequent te work gaat. Wat slooft men zich op vele dorpen en in vele achterbuurten onzer groote steden niet af met kwaadspreken, terwijl men daar zelden iets goeds hoort prijzen. Dit bevestigt ook het feit, dat | |
[pagina 186]
| |
men in de anders zoo schoone Nederlandsche taal wel een woord kwaadspreker aantreft, maar goedspreker niet. Zoo weet men - in tegenovergestelden zin - dat iemand van onbesproken gedrag is, indien op zijn ‘handel en wandel’ geen verkeerdheden zijn aan te wijzen (zie Van Dale). Daartegenover mist men weder een besproken gedrag!Ga naar voetnoot1) Vóór ik eindig nog een vraag. Wie der Heeren medewerkers van Noord en Zuid geeft er mij een antwoord op? Men is gewoon in beschaafde kringen ook beschaafd te hooren spreken. Ik heb echter bemerkt, dat men het in de uitspraak van den tweeklank au niet eens is. De een zegt lauw water, terwijl de ander spreekt van louw water. Welke uitspraak is de beste? In woorden als Augustus, Australië, auctie etc. hoort men vrij geregeld den ou-klank. Komt ook hier gemakzucht in het spel? Of welluidendheid?
Rotterdam. H-l. |
|