| |
| |
| |
Beantwoording van eenige vragen.
I. |
Wat is de beteekenis van schoon in schoonvader, schoonmoeder, enz.? |
|
Schoonvader luidde vroeger bij ons ‘sweer’, schoonmoeder ‘swegher’, schoonzoon ‘swagher’, schoondochter ‘snaar’, (in Groningen nog ‘snoerske’). In navolging van het Fransch veranderden wij die woorden in den tegenwoordigen vorm. |
|
De Fransche namen luidden eertijds: Parâtre, marâtre, frêrâtre en soeurâtre (âtre, het Latijnsche aster duidde ‘gelijkheid’ aan). Langzamerheid begon marâtre eene hatelijke beteekenis te krijgen, nl. die van ‘stiefmoeder in den slechtsten zin des woords, d.i. eene moeder, die de kinderen van haar man mishandelt.’ |
|
De beleefde Franschen waren er dientengevolge op uit een nieuw woord te vormen. Dit was spoedig gevonden; het moest belle mère zijn, d.i. ‘lieve moeder’; want beau (belz, biax en welke vormen er nog meer bestonden) beteekende vroeger doux ‘lief, zoet’. Dit bel of doux bezigen wij nog in de uitdrukking ‘een zoet kind’ en dergelijke. Schoonvader, enz. is dus niets anders dan ‘lieve vader’, enz. |
|
Opdat hij, die de vraag stelde, zich niet verwondere over deze navolging van het Fansch, laten wij hier nog andere woorden volgen, die eveneens aan deze taal ontleend zijn door eene letterlijke vertaling: |
Kleinzoon, Fr. petit fils. |
Grootvader, Fr. grand père. |
Vroedvrouw,Ga naar voetnoot1) Fr. sage femme. |
Betrekking, Fr. relation. |
Ontwikkelen, Fr. développer. |
Het gebied eener wetenschap, Fr. la domaine d'une science. |
Een gevoelen omhelzen, Fr. embrasser une opinion. |
II. |
Men vraagt de afleiding van a. nering en b. zwalpen. |
a. |
De oorspronkelijke bet. van neren is ‘gezond maken, redden, genezen’. Daar dit door voeding geschiedt, kreeg het later de beteekenis ‘voeden’. |
|
Nering was dus ‘voeding’, zooals ook nog blijkt uit het Hoogd. Nährung. Thans bedoelt het bij ons ‘kleinhandel’, d.i. |
| |
| |
|
het middel, waardoor de koopman zich voedt, en in meer uitgebreiden zin ‘hetgeen men door arbeid, handel en wat dies meer zij, verdient’. |
|
De tering naar de nering zetten beteekent derhalve ‘geld verteren naarmate men verdient’; zich ergens mede generen ‘de kost met iets verdienen’. (Men verwarre dit niet met de uitdrukking geneer u niet, waar geneeren het Fransche gêner is). |
|
De afleiding ligt voor de hand. |
|
Het Gotisch kende twee werkw.: Nasjan en (ga)nisan, gezond maken en gezond worden’. Van het laatste komt ons ‘genezen,’ van het eerste ‘neren, generen’. De verandering van nasjan in neren kan, wat den vocaal betreft, na vergelijking met stadi, stede niet moeielijk vallen te begrijpen. |
|
De s (= z) ging tot r over; vgl. verloren uit verliezen, verkozen naast verkoren, enz. |
b. |
Zwalpen is afgeleid van het oude subst. swalp, golf. |
III. |
Wat is de afleiding van sfeer? |
|
Sfeer is het Grieksche sfaira, bal, bol. Hemisfeer is dus ‘halve bol’ |
IV. |
Welke afleiding heeft het woord kerker? |
|
Kerker komt van het Latijnsche carcer (spreek uit karker). |
V. |
Moederzalig en moederziel. |
|
Zie Noord en Zuid. |
VI. |
Hoe verklaart men a. uitdagen en b. afmatten? |
a. |
Dagen komt in beteekenis overeen met het oude dagdingen (waaruit ‘verdadigen, verdedigen’), d.i. ‘den dag vaststellen, waarop de aangeklaagde voor het gerecht moet verschijnen, om zijn ding te bepleiten, of den dag, het uur bepalen, waarop een strijd tusschen twee personen moet beslecht worden’. Uitdagen bet. derhalve ‘iemand uitnoodigen uit te komen ten strijde’. |
b. |
Afmatten. Mat, oorspr. = dood, beteekent thans moede. Van dit mat komt matten, d.i. moede maken. Afmatten bet. derhalve ‘iemand zóó moede maken, dat hij af is, m.a.w. dat hij geheel uitgeput is’. Datzelfde af treft men ook aan in het gemeenzame ‘bek af, dood af’, voor welk laatste men ook ‘dood op’ bezigt. |
VII. |
Wat moet men schrijven: Beslagen ten eisch komen, zooals Stellwagen het doet (lees: Schrijft; de vrager zal toch wel niet bedoelen, dat de heer Stellwagen beslagen ten eisch komt?) of: Beslagen ten ijs komen? |
|
Ofschoon de laatste schrijfwijze algemeen in zwang is, geloof ik toch, dat Stellwagen gelijk heeft. Wij hebben een groot aantal woorden en spreekwijzen, die aan rechtszaken |
| |
| |
|
ontleend zijn. Ook deze spreekwijze kan zeer licht daartoe behooren. Wat is beslaan? In boete beslaan; met arrest beslaan; deze onderneming zal goed beslaan, enz.; in al deze spreekwijzen treft men het woord nog aan. De beteekenis der beide eerste is eenvoudig, nl. ‘de hand op iemand leggen, beboeten, arresteeren’. Beslaan had daarenboven vroeger nog de opvatting: ‘De hand leggen op het een of ander pand om zich aldus zekerheid te verschaffen’. Al deze beteekenissen spruiten voort uit de grondbeteekenis ‘omsluiten, bevestigen, beveiligen’. Beslagen ten eisch komen zou dus, omschreven, aldus luiden: ‘Goed beveiligd, van zijne zaak zeker eene eisch tegen iemand instellen’ |
|
Intusschen heb ik geene historische bewijzen. Wellicht is de heer Stellwagen gelukkiger. |
VIII. |
In de uitdrukking: Ik zie, dat u voor de deur staat, staat, volgens D. De Groot, u in den possessieven datief. Wie verplicht mij door dit op te helderen? |
|
Bovengenoemde zin is voor twee uitleggingen vatbaar. Hij kan beteekenen: ‘Ik zie, dat gij voor de deur staat’ en ‘ik zie, dat u weldra zal overkomen, dat u weldra staat te wachten’, m.a.w. ‘dat weldra voor uwe deur staat’. In het laatste geval is u derhalve datief, en wel datief van den belanghebbende, niet van den bezitter. |
IX. |
In de Spraakleer van D. De Groot vindt men (§ 61): Hooft schreef aan Tesselschade: ‘God behoede UE. op de reize en eeuwlijk in genade met alle, die haar lief zijn, gelijk van heelen, heeten harte wenscht, enz.’ |
|
Hoe moet men dit rijmen met de uitdrukking: Van ganscher harte? |
|
Hart was vroeger vrouwelijk en onzijdig; vandaar zoowel de nog gebruikelijke uitdrukking van ganscher harte, alsook dc door Hooft gebezigde van heelen, heeten harte. Hooft nam het onzijdig. |
X. |
Waarom schrijven wij: godvruchtig en godsvrucht; vaderlandlievend en vaderlandsliefde? |
|
In godvruchtig en vaderlandlievend is het eerste deel der samenstelling accusatief: Het vaderland beminnend, God vreezende. In godsvrucht en vaderlandsliefde is het eerste deel echter de subjectieve genetief: De vrees voor God, de liefde tot het vaderland. |
v. L.
|
-
voetnoot1)
- Van vroed = wijs. verstandig; zoo ook in de vroedschap, de vroede mannen (scheidsrechters in Belgiƫ, die zitting houden om door hun uitspraak pleidooien te voorkomen). Bij Ter Haar in Huibert en Klaartje heet het van Klaartje, dat ze was:
......... niet rijk in goed,
|