Het brandt als een lier.
Deze spreekwijze hoort men nog vaak in den mond des volks men denke slechts aan het rijmpje:
‘Jan, brandt de lamp nog?’
‘Abraham, wat doe je daar?’
‘Ik Zoen de meid bij 't vier.’
Een lier is dus zeker wel iets, dat goed brandt. Maar een lier is ook iets, dat bijzonder lang is, want de Amsterdammers zeggen nog van een langen jongen: ‘'t is een lange liereboom.’
Een lier is werkelijk een boom, en draagt tegenwoordig den naam van lariks of lorkenboom. Breeroo gebruikt den ouden naam in zijn ‘Rodderick ende Alphonsus,’ wanneer hij Elisabeth laat zingen:
‘Hoe lieff'lijck rieckt den Dooren,
Ghehouw'lijckt aen den Lier
Vermaeghd' met d'Eglentier.’
De lariks behoort tot de naaldboomen, en bevat, evenals alle soorten uit de familie der kegeldragers, veel hars- en teerachtige vloeistoffen, waardoor zijn hout zeer brandbaar is. Op de Alpen bereikt hij eene aanzienlijke hoogte. Hij levert den Venetiaanschen terpentijn. De Navorscher (IV, 1854) brengt de uitdrukking