Het Nederlandsch in Amerika.
Moge het eene treurige waarheid schijnen, dat het beseffen van genot slechts mogelijk is bij voortdurende afwisseling van indrukken, en dat dus gewoonte afbreuk doet aan de aantrekkelijkheid onzer omgeving, verblijdend is het feit, dat zelfs eene kortstondige scheiding veelal voldoende is om de ingesluimerde gevoelens van waardeering weder op te wekken en ons te doen ondervinden, hoeveel sterker die banden zijn, dan we vroeger vermoedden. Ongetwijfeld speelt ook overdrijving of zelfbedrog hierbij eene rol. Evenzeer als we ons het meest bedroeven over tegenspoeden, die de toekomst nimmer baart, zoo maken we ons de heerlijkste voorstellingen van genoegens, die we nooit ten volle zullen smaken.
We look before and after,
And pine for what is not....
omdat onze blikken te ver dwalen, en te weinig aandacht schenken aan wat nabij is. Hoevelen zijn er, die, ontevreden over Nederlandsche toestanden, hunne bitterheid vergeten zoodra zij de gebreken van den nabuur ontdekken; hoevelen, die, met vurig verlangen naar het buitenland getogen, eerst daar beginnen te ontwaren, hoe dierbaar Nederland hun is. Wie zich naar België begeeft, beseft, onder het hooren van naar 't ons voorkomt, gebrekkig Nederlandsch en niet beter Fransch, hoe schoon het is eene eigene taal te hebben, die ons, hoe weinigen ook in aantal, met de wetenschap der wereld bekend maakt, en de vruchten van eigen arbeid verkondigt. Zij, die, verder zwervend, Ceylon bezoeken, gevoelen zich aangedrongen om te gaan onderzoeken, welke sporen het verblijf onzer vaderen daar heeft nagelaten, en bevinden met een gevoel van pijn, dat, over zeer weinige jaren, onze taal daar zal wegsterven met de enkele tachtigjarigen, die haar nu nog spreken. En voor den Nederlander, die den voet zet op Zuid-Afrikaanschen bodem is het een streelend gevoel, te ontwaren, hoever onze taal daar is doorgedrongen, zelfs onder de Inlandsche bevolking, en gedurende hoevele jaren zij zich, niettegenstaande tal van nadeelige invloeden, heeft weten staande te houden. De lachlust moge even worden opgewekt, wanneer men b.v. een heer zijne dochter hoort bevelen: ‘Kind, schreeuw je moeder,’ of een boer over zijn gevogelte sprekende hoort getuigen: ‘Ze hebbe geen lange nekke nie,’ doch weldra ziet men in, dat het lachen in dit geval even dwaas is als ondankbaar. Dwaas, omdat het Kaapsch-Hollandsch nog zoovele uitdrukkingen bezit, die voor den taalkundige van belang zijn, en ondankbaar, omdat vele der gebreken van de invalide verkregen zijn in den hardnekkigen strijd met hare vijandige zuster: het Engelsch.
Dezelfde gevoelens van gehechtheid aan eigen land en sympathie