Wispelturig.
Bij Kiliaan vindt men: wispel-duerigh = onstandvastig, van 't werkwoord: wispelen = wankelen, waggelen. Duerigh komt van dueren = volharden. Kwispelen is een nevenvorm van wispelen, evenals kwalm en walm, kwarrig (prov.) en warrig (verward). Kwispelstaarten heet bij Kiliaan: wispel-steerten en wip-steerten. Een ‘wispelstartje, zegt Vondel voor een kwikstaartje. Een wispel-tuyte is een wankelmoedig, besluiteloos mensch; tuyte hebben wij nog in ydeltuit.