- Neen, antwoordde Margarita kalm, maar het zijn zondige woorden.
- Welke zijn het? vroeg de abdis. haar in de rede vallende.
- Zij zijn zondig in den eersten graad, antwoordde Margarita, - zij zijn doodzonde; en indien wij overvallen worden en omkomen zonder er absolutie voor ontvangen te hebben, zullen wij beide....
- Maar tegenover mij moogt gij ze wel uitspreken, zeide de abdis des Andouillets.
- Zij mogen, lieve moeder, in 't geheel niet uitgesproken worden, zeide het nonnetje; zij doen iemand al het bloed uit zijn lichaam naar zijn gezicht vliegen.
- Influisteren moogt gij ze mij toch wel, zeide de abdis.
- Alle zonden, welke ook, zeide de abdis, in deze ellende hare toevlucht tot de casuistiek nemend, worden door den biechtvader van ons klooster voor één van beiden, doodzonden of afkoopbare zonden gehouden, - eene verdere verdeeling is er niet. - Daar nu eene afkoopbare zonde de lichtste en minste van alle zonden is, kan zij natuurlijk, wanneer men haar in tweeën deelt, - hetzij door er de helft van te nemen en de andere helft er van over te laten, hetzij door haar geheel op u te nemen en haar vriendschappelijk te deelen tusschen u zelf en een ander persoon - zóó worden verminderd dat zij in 't geheel geen zonde meer is.
Nu zie ik er geen zonde in, bou, bou, bou te zeggen, al was 't honderd keer achter elkaar; ook is het niet schandelijk de lettergreep gre, gre, gre uittespreken, al was het van de vroegmetten tot de vesper. Bijgevolg, geliefde dochter, vervolgde de abdis des Andouillets, zal ik zeggen bou, en gij zult zeggen gre; en dan weer bij afwisseling, daar er evenmin zonde in steekt fou te zeggen als bou, moet gij zeggen fou, - en ik zal invallen (als fa, sol, la, re, mi in onzen slotzang) met tre - en meteen gaf de abdis den toon aan door aanteheffen:
De abdis } bou...., bou...., bou...., bou....,
Margarita } - gre...., gre...., gre...., gre.
Margarita } fou...., fou...., fou...., fou....,
De abdis } - tre...,. tre...., tre...., tre.
De twee muilezels gaven bewijs dat zij de tonen opmerkten door even hun staart te bewegen; maar verder hielp het niet.
- 't Zal langzamerhand wel lukken, zeî het nonnetje.
De abdis } bou...., bou...., bou...., bou....,
Margarita } - gre...., gre...., gre...., gre.
- Nog gauwer, riep Margarita, fou, fou, fou.
- Nog gauwer, riep de abdis, bou, bou, bou.
- Nog gauwer.
- God beware ons, zeide de abdis.