Boekaankondigingen.
Dr. Georg. Penon. Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Eerste deeltje. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1881.
De ‘Bijdragen’ waarvan hier het eerste deeltje verschijnt, verdienen alleszins de ondersteuning van hen, die zich met de beoefening der Nederlandsche taal- en letterkunde bezighouden. De schr. die zich door tal van studiën vooral, die welke op Vondel betrekking hebben, als degelijk onderzoeker heeft doen kennen behandelt hier het eevste deel der ‘Verscheyde Nederduytsche Gedichten’ een belangrijke verzameling gedichten van de Groot, Hooft, van Baerle, Huygens, Vondel e.a. de bibliographische en andere nasporingen hier aangeteekend, hebben wel de bedoelde verzameling tot uitgangspunt, maar ze betreffen het leven en den tijd van alle groote mannen, wier verzen hier voorkomen en de uitgaven hunner werken ook in later tijd.
Het tweede deel der ‘Verscheyde Nederduitsche Gedichten’ verschijnt in 't volgende deeltje. In het derde zal een opstel over den Sydrach verschijnen.
De tweede helft van dit eerste deeltje wordt ingenomen door een afdruk van den Apollonius van Tyrus. Dit stuk wordt voorafgegaan door een zeer belangrijke studie van 40 bl. die tevens zeker een zeer volledig overzicht geeft van de veelomvattende literatuur over dit onderwerp. Naar aanleiding van bl. 84 eene opmerking; ik lees daar namelijk: ‘Verder is de historie van Apollonius opgenomen in Gap. 153 der Gesta Romanorum, eene in ongeveer 1350 tot stand gekomen verzameling van verhalen, sagen en legenden, die in de Middeleeuwen zeer in den smaak viel.’
Uit deze regelen blijkt m.i. vrij duidelijk, dat de schr. de Gesta voor een zoo goed als onbekende verzameling verhalen enz. houdt en hij heeft volkomen gelijk. Dit is zeer te betreuren; een overgroot aantal verhalen is òf aan de Gesta ontleend òf aan dezelfde verhalen, waaraan de Gesta ontleend werden (Sansovino, Boccaccio, de Perzische dichter Saadi e.a. nevens de Gesta door de dichters sedert de zestiende eeuw bewerkt).
Waar schr. echter aangaande de Gesta aanteekent ‘De beste uitgave is die van Adelbert Keller, in 1842 uitgegeven (Stuttg. u. Tübingen)’ daar vraag ik: ‘Wat geeft die editie die maar 111 verhalen bevat, van den tekst van den Apollonius, die in de 153e vertelling moet voorkomen? Die editie verscheen naar een handschrift van de 14e of de 15e eeuw, maar wat is er van den “Urtext” geworden?
A. Keller schrijft in 't “Vorwort” gedateerd “Tübingen, 7 Sept. 1841” het volgende: “über die litterarische bedeutung des merkwürdigen buches im allgemeinen und dieser deutschen bearbeitung ins besondere werde ich bei meiner nun im drucke begonnene ausgabe des urtextes einiges zu bemerken gelegenheit haben.” Wat Adelbert Keller eigentlijk aan deze editie gedaan heeft, zal zeker niemand kunnen raden. De vraag is, wat is er van die “ausgabe des urtextes” geworden?
Er is echter eene Duitsche vertaling van de Gesta, waarin No. 153 voorkomt en waarin bijv. wat we hier op bl, 178 lezen luidt als volgt:
Gesta Rom. 153 (welke Ed.?)
Die wil er aber also redet, do mocht sich cleopatra nit lenger uffenthalten. Sye gieng zů dem knienden appolonio vnd vmfieng in begirlich mit iren armen vnd wolt in geküsset han.
Appolonius weret sich in vngedult on wissend sines wibs. Do sprach